Weggaan
Als bestuurders zeggen dat ze in goed overleg hebben besloten dat een van beiden vertrekt, ligt het voor de hand te denken dat ze het oneens zijn over het te voeren beleid voor de organisatie. Zeker als het persbericht pas wordt verzonden aan het einde van de werkdag waarop dat vertrek geëffectueerd wordt. Het persbericht van het BovenIJ Ziekenhuis vond maandagavond om 17.23 uur zijn weg naar mijn mailbox, de dag van Eric Jansons vertrek. Ik zag hem voor mijn geestesoog bijna naar zijn auto lopen, een doos met persoonlijke bezittingen onder de arm.
In het persbericht lezen we dat Janson en achterblijvend bestuurder Edwin van der Meer beiden de overtuiging delen dat het BovenIJ in een sterk veranderende omgeving voor grote uitdagingen staat. Dat is zacht uitgedrukt. Reëler is te stellen dat het BovenIJ zich mag afvragen of het als ziekenhuis nog wel bestaansrecht heeft. Mijn inschatting is dat het over vijf jaar óf weg is óf omgevormd tot een opgeplust anderhalvelijns gezondheidscentrum, zoals de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg voor ogen staat in haar rapport Medisch-specialistische zorg in 20/20.
Janson stond geen van beide voor ogen toen hij aantrad. Wat Van der Meer wil, weet ik niet, want hem heb ik nog niet gesproken. Maar het is een reële vraag of zijn persoonlijke wens erg veel invloed heeft op wat tussen nu en vijf jaar met het BovenIJ gaat gebeuren. Niet omdat de zorgverzekeraars de ‘macht’ hebben om over het lot van ziekenhuizen te beslissen, want die hebben ze niet. Maar wel omdat ingrijpende verandering van het ziekenhuislandschap imminent is, en het BovenIJ in groot Amsterdam een voor de hand liggende kandidaat is om gemist te kunnen worden zonder ernstige nadelige gevolgen voor de inwoners.