What’s in a name?
Verpleegkundigen op mbo-niveau en mensen die de opleiding hiervoor volgen, zijn bang voor de gevolgen van het verlies van de naam ‘verpleegkundige’ nu plannen bestaan hen de nieuwe functieaanduiding ‘zorgkundige’ te geven. Het is echter de vraag in hoeverre die vrees terecht is.
V&VN – dat er in haar nieuwe beroepenstructuur voor pleit dat de verpleegkundige van de toekomst per definitie hbo-opgeleid is – wil helemaal niet de indruk wekken dat zorgkundige een minderwaardig beroep zou zijn. Ik denk dat V&VN slim genoeg is om te beseffen dat mbo’ers in de zorg onontbeerlijk zijn om de continuïteit van het zorgproces te kunnen waarborgen.
Wat de vereniging wél bedoelt, is dat het werk- en denkniveau van de verpleegkundige gelijk moet blijven opgaan met de ontwikkelingen in de zorg. Nu die zorg complexer wordt, moet het werk- en denkniveau van de verpleegkundige zich hieraan aanpassen. Vandaar dat uitgangspunt dat de verpleegkundige een hbo’er moet zijn. En omdat die zich moet onderscheiden van de mbo’er die andere taken vervult, moet die niet ook verpleegkundige blijven heten.
Ik denk dat Margot van der Starre, directeur van NVZ vereniging van ziekenhuizen, in haar blog op Zorgvisie.nl de discussie tot zijn juiste proporties terugbrengt. De positie van de mbo’er is te waarborgen door hen te scharen onder artikel 34 van de Wet BIG. Hun beroepsprofiel blijft dan aantrekkelijk, en ze onderscheiden zich helder van de hbo’ers, die onder artikel 3 van die wet vallen. Kortom: hun positie blijft helder en ze blijven hetzelfde werk doen. En zolang dat het geval is, is het labeltje dat je eraan hangt minder relevant.