Wijziging artikel 13 noodzakelijk?

In 2006 koos de politiek voor een marktgestuurd zorgveld met meer regie bij de verzekeraar. Tweedeling in de zorg moest verdwijnen en de zorg moest goedkoper. Behoud van regie bij de burger werd gewaarborgd door het recht om van verzekeraar te kunnen wisselen en het recht op een minimum vergoeding volgens artikel 13 Zorgverzekeringswet.

Na wijziging artikel 13 wordt de restitutiepolis veel duurder dan de budgetpolis waardoor deze voor velen geen optie meer is.

Naast deze tweedeling tussen rijk en arm, introduceert men ook een tweedeling tussen gezond en ziek. Chronisch zieken wisselen moeilijk van verzekeraar. Ze zijn vaak aangewezen op aanvullende verzekeringen, waarvoor geen acceptatieplicht geldt. Zorgverzekeraars kunnen bij de losse verkoop hiervan een toeslag hanteren.

Vrije poliskeuze op 31 december is bovendien van beperkte waarde, immers of en welke ziekte men daarna krijgt is moeilijk voorspelbaar.

Dat maakt vrije artsenkeuze een groter goed. Belangenorganisaties, die denken dat men nu al geen keuze heeft bij 20 procent bijbetaling, kunnen daarom beter weer 100 procent vergoeding bepleiten in plaats 0 procent vergoeding te accepteren.

In 2006 is democratisch artikel 13 ter bescherming van de verzekerde als randvoorwaarde aan de zorgverzekeringswet toegevoegd. Wijzigt men de randvoorwaarde, dan staat het hele compromis weer ter discussie.

Goedkoper
De zorg goedkoper maken door tariefsverlagingen kan het NZa van oudsher al. Goedkoper betekent meer waar voor je geld. Steeds minder recht op zorg en meer eigen risico en premie betalen is dat niet. En van welk potje dan ook, je kan iedere euro maar één keer uitgeven.

De verzekeraar zou meer zicht hebben op waar ‘goede zorg’ geleverd wordt. Advies van de zorgverzekeraar opvolgen mag en kan echter altijd, ook zonder wijziging artikel 13. Om mensen dat (financieel) dwingend op te leggen, gaat  te ver.

Kwaliteit is overigens nu (nog) niet te meten, dat maakt geld leidend. Het inkoopbeleid van verzekeraars is niet transparant. ‘Goedkoop’ wordt op deze manier makkelijk verward met ‘kwaliteit’.

Verhogen van het eigen risico en basispakketverkleiningen verminderen de toegang tot de zorg. Met of zonder wijziging artikel 13 leidt dat tot kortere wachttijden. Daarnaast, blijft een wachttijd niet nog altijd te verkiezen boven helemaal geen recht op de zorg?

De zorgplicht van de verzekeraar is een wassen neus als zij grotendeels zelf het hoe en wat mogen bepalen, naleving daarvan nauwelijks gemeten wordt, er geen adequate onafhankelijke toezichthouder is en er geen directe, ernstige sancties tegenover staan bij verzuim.

Controle op kwaliteit en fraude is noodzakelijk, maar alleen zinvol als verricht door een onafhankelijk publiek orgaan.

Machtige zorgaanbieder
Verkoopmacht is alleen schadelijker dan inkoopmacht als de verkoop niet beperkt wordt door strenge wet- en regelgeving en de inkoper zelf ook de direct belanghebbende (patiënt) is bij het afnemen van de zorg.

Maar hoe groot is eigenlijk de macht van de zorgaanbieder als 70 procent van zijn patiënten aangesloten is bij één verzekeraar en vier grote verzekeraars 90 procent van de markt bedienen? Geen contract betekent einde oefening zorgverlening met als indirect gevaar dat geen medisch advies meer onafhankelijk zal zijn van het belang van de zorgverzekeraar.

Met zo goed als alle rollen bij de zorgverzekeraar zijn de verontrustende geluiden vanuit het zorgveld niet meer af te doen als bangmakerij.

De kans voor een individuele patiënt of zorgaanbieder om een rechtszaak van een grote verzekeringsmaatschappij over zorgplicht en vergoeding te winnen lijkt bijzonder klein

Voorkomen is beter dan genezen. Net als bij elk (medisch) besluit is het verstandig om voordelen en nadelen af te wegen om tot een weloverwogen besluit te komen. Dat is wat men nu aan de Eerste Kamer vraagt.

Delen