Zelfonderzoek

De mooiste reactie (op Twitter, dat wel) was deze: ‘Nederlander tevreden, twitteraar niet.’ Ook de Volkskrant pakte goed uit. ‘Nooit eerder verscheen een rapport waaruit zo veel voorspoed, geluk en tevredenheid spreekt’, schreef Bert Wagendorp. Zijn collega-columnist Frank Kalshoven, in het dagelijks leven directeur van De Argumentenfabriek, ging nog een stap verder, en riep specifiek de media, en hun redacties, op tot serieus zelfonderzoek. Want hebben ook die zich niet klakkeloos op sleeptouw laten nemen door al die populistische hitsers en leugenaars, de laatste tijd van vooral de rechtse variant, die steeds maar blijven schreeuwen hoe slécht het juist met ons gaat?

Aanleiding was de nieuwste editie van De sociale staat van Nederland, een tweejaarlijkse publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Die geeft dit keer een speciale terugblik naar hoe het sinds 1992, dus de afgelopen 25 jaar, is gegaan met onze welvaart en leefsituatie. En grosso modo blijkt dat: gewoon heel goed.

‘Nederlander tevreden, twitteraar niet’

Minpunten zijn er zeker. Een kleine groep, zo’n 5 procent van de bevolking, net zo veel als een kwart eeuw geleden, heeft het nog steeds niet gemakkelijk. Maar een overgrote meerderheid van 85 procent zegt in welvaart te leven en gelukkig te zijn. De tevredenheid met onze democratie is toegenomen. De kijk op immigranten is positiever geworden.

Niet het beeld dus van een natie die op de rand van de afgerond staat. Maar wat die oproep tot redactioneel zelfonderzoek betreft: geldt dit ook voor hoe wordt bericht over de gezondheidszorg?

Ik denk het niet. Als we terugkijken naar de afgelopen paar jaren, kan je in elk geval over de curatieve zorg niet zeggen dat ‘de’ media kritiekloos in doembeeld-vorming grossieren. Het zijn in de eerste plaats anderen die dit doen. In de politiek is dit vooral de SP. En ook onder zorgprofessionals zelf is het discours steeds meer overstemd geraakt door een narratief van vreselijke crisis.

Hoofdstuk 7 van de nieuwe De sociale staat van Nederland heet ‘Gezondheid en zorg’. En ook hier blijkt dat het overall-beeld dat naar voren komt, gewoon goed is. Met als belangrijkste positieve conclusies: ‘In de periode 1990-2015 is onze gezondheid verder verbeterd. De levensverwachting is toegenomen, en we overlijden gemiddeld op steeds hogere leeftijd. Onze fysieke mobiliteit is sterk verbeterd, met name onder mensen van middelbare leeftijd en ouderen.’

Maar wat zegt dit nou over onze gezondheidszorg? Dat ook die dus gewoon goed functioneert, en dat de klagers ongelijk hebben? Zo simpel is het natuurlijk niet. Gezondheid is iets dat, zowel op individueel niveau als op dat van populaties, door een heleboel factoren tegelijk wordt bepaald. Met een hoofdrol voor algehele welvaart, en voor allerlei dingen die daaruit voortvloeien, zoals voeding, huisvesting, hygiëne. Plus daarnaast natuurlijk ook dingen als leefstijl en cultuur.

Maar natuurlijk speelt ook de zorg zelf, en de manier waarop die is ingericht, een rol. Het Sociaal en Cultureel Planbureau citeert gezondheidseconomen Wim Groot en Henriëtte Maassen van den Brink, die in 2010 vaststelden dat de ‘opmerkelijke toename van de levensverwachting na 2003’ is toe te schrijven aan de vervanging van strenge budgettering door een ‘boter-bij-de-visbeleid’. Dat maakte meer behandelingen mogelijk, en het voorschrijven van meer preventieve medicatie tegen hoge bloeddruk en een hoog cholesterolgehalte. Ook noemt het SCP een meer recente studie naar de stijging van de levensverwachting tussen 2000 en 2009, die schat dat hiervan bij vrouwen 47 procent en bij mannen 30 procent is toe te schrijven aan de stijging van de uitgaven aan gezondheidszorg.

Als mensen langer blijven leven, is dit juist zelf weer een factor die de zorgkosten omhoog zal drijven

Maar in zijn conclusie schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau ook, dat ‘het laatste woord over deze attributie’, dus over het toeschrijven van verbetering van levensverwachting aan meer productie in de zorg, ‘nog zeker niet is gezegd’. En om het nog ingewikkelder te maken: als mensen langer blijven leven, is dit juist zelf weer een factor die de vraag naar en kosten van sommige soorten zorg omhoog zal drijven. ‘Het wordt eerder moeilijker dan makkelijker om de gevolgen van de gezondheidswinst, die medische zorg en welvaart bieden, tegemoet te treden met voldoende en kwalitatief hoogwaardige zorg voor hoogbejaarde en kwetsbare ouderen.’

Dus wat zegt het per saldo positieve beeld van onze gezondheid, nou over de kwaliteit van onze zorg? Niet dat het vooral, of in de eerste plaats, die zorg zelf is die ons Nederlanders zo gezond maakt en houdt. En ook niet dat de manier waarop bij ons die zorg is georganiseerd, beter is dan in andere hoogontwikkelde landen.

Maar omgekeerd: áls het met onze zorg echt zo rampzalig is gesteld als de laatste jaren wordt geroepen; áls goeie zorg in Nederland alleen maar beschikbaar is voor de rijken; áls de doorsnee zorgprofessional nauwelijks meer aan zorg bieden toekomt door administratieve druk en door bemoeizucht van zorgverzekeraars – áls dit allemaal echt zo is, dan zou je toch misschien óók verwachten dat de zorgstaat van Nederland er anders uitziet dan het Sociaal en Cultureel Planbureau nu vaststelt.

Delen