Zorg en recht

Op social media wordt de laatste paar weken driftig gediscussieerd over de omzetplafonds waarmee de ziekenhuizen te maken hebben en de gevolgen daarvan voor patiënten. Ziekenhuizen laten via de media weten dat verzekerden van een bepaalde zorgverzekeraar niet meer welkom zijn (tenzij het om voortzetting van bestaande zorg  of om spoedeisende zorg gaat). De reden: het budgetplafond dat de zorgverzekeraar en het ziekenhuis voor 2019 hadden afgesproken, is al ruim voor 31 december bereikt.

Hoewel zo’n ziekenhuis natuurlijk zelf een belangrijke rol speelde in de contractonderhandelingen, heeft het de publieke sympathie ogenblikkelijk aan zijn zijde als het de media inschakelt om te laten weten ‘U mag van zorgverzekeraar X de rest van het jaar niet meer bij ons worden behandeld’. In de dynamiek die hieruit ontstaat, wordt nogal eens voorbij gegaan aan het feit dat het alleen nieuwe patiënten betreft. De focus in de verdere berichtgeving ligt vooral op het feit dat de patiënt niet meer terecht kan in ‘zijn’ ziekenhuis, hoewel dat wel was waarvoor hij voor 2019 een verzekeringscontract had gesloten met zijn zorgverzekeraar.

‘U betaalt niet voor een zitplaats, u betaalt om vervoerd te worden’

Niet lang geleden hoorde ik een conducteur in een overvolle trein tegen een klagende passagier zeggen: “U betaalt niet voor een zitplaats, u betaalt om vervoerd te worden.” Die conducteur maakte zich niet populair in de tegen elkaar aanbotsende menigte die van A naar B werd vervoerd, maar hij had wel een punt. Natuurlijk, we mogen het openbaar vervoer niet vergelijken met de zorg. Maar één vergelijking valt wel te trekken. Wie in de trein een zitplaats wil bemachtigen, reist eersteklas. Dat is pakweg 65 procent duurder. In de zorg bestaat zo’n prijsverschil bij lange na niet, tussen natura- (of budget-) en restitutiepolissen. Maar de publieke opinie is wel dat iedereen recht heeft op diezelfde zitplaats.

Delen