21 jaar

Boomlang en broodmager, donkere werkmansbroek en felblauw poloshirt, naar achteren gekamd piekend zwart haar – stijf en blinkend van de gel – en verder… lijkbleek. “Ben je moe,” vraag ik de jonge monteur die een nieuw modem komt plaatsen. “Ja, mijn vriendin heeft mij vannacht uit de slaap gehouden. Die slaapt al een hele poos slecht.”

Met een imposante donkerrode koffer vol gereedschap en meetapparatuur sjokt de jongen naar de woonkamer. We hebben de spullen op de plek waar het modem geïnstalleerd moet worden keurig weggezet. “Dáár komt dus de kabel jullie huis binnen,” zegt hij luid alsof het om een rondleiding gaat. Meneer demonstreert zijn kennis. We kijken elkaar aan. “Het is vandaag rustig maar de laatste weken was het een gekkenhuis, ik heb dagenlang twaalf uur gewerkt.”

“Dat is je aan te zien,” reageer ik. “Ben jij soms dokter,” vraagt de knaap. “Ja,” antwoord ik tot zijn verrassing. “Ik barst van de keelpijn.” Het heeft wel iets aandoenlijks: de puberbravoure die nog niet is verdwenen en toch een kwetsbaar joch. Ik pak een zaklamp uit de meterkast en open mijn nutteloos geworden dokterskoffer die ik heb behouden en die samen met mij ouder wordt. “Kan ik jou vertrouwen?” Een rare vraag want hoe vaak kom je bij een klant een dokterskoffer tegen.

Een kind kan de diagnose stellen: fors ontstoken tonsillen met op één hiervan een smerig wit beslag. Logisch dat je hiervan last hebt. Ik loop naar de keuken om paracetamol en een glas water te halen. “Ik heb nog nooit in mijn leven paracetamol geslikt.” Hij stopt het tablet in zijn mond en begint te kokhalzen. “Ik krijg dat smerige ding nooit doorgeslikt.” “Dan moet je de mond met water vullen en het tabletje in één keer met het water doorslikken.” Het lukt niet. Ik loop weer naar de keuken en geef hem een banaan. Die truc slaagt bij kinderen altijd. Ook nu dus.

De monteur demonteert vakkundig het oude modem. Ik volg zijn verrichtingen en zie dat zijn handen vol ontstekingen zitten. “Heb je geen last van al die wondjes?” “Dat komt door mijn werk, ik schuur vaak met mijn handen langs muren, dan ontstaan die vanzelf.” “Wanneer ik jou was, zou ik jouw handen regelmatig wassen en jodium op de wondjes doen.” “Dat zegt mijn vriendin ook maar het komt er niet van.”

“Als ik jou was, zou ik vroeg naar bed gaan”

Na twintig minuten reageert de jongen verrast: “Dat spul helpt verrekt goed, de pijn is bijna weg.” Ik bied hem nog een glas water aan. “Weet je wat zo raar is… ik heb wel drie of vier keer in een maand last van keelpijn.” “Dan zou ik als ik jou was eens naar de huisarts gaan.” “Ik weet wel wat de oorzaak is: we komen dagelijks bij mensen over de vloer en zeker in een periode dat het heerst heb je het zo te pakken. Maar meestal duurt het slechts een dag of zo.”

Het nieuwe modem wordt voor de dag gehaald. De monteur gaat van zijn hurken op de knieën zitten om het ding te bevestigen. Geconcentreerd rangschikt hij een aantal draadjes. “Heb je ook verstand van knieën?” “Huisartsen weten van alles een beetje,” reageer ik terughoudend, “maar knieën zijn niet bepaald mijn hobby!”  “Vorige week had ik zo’n verrekte pijn dat ik niet op mijn knieën kon werken.” “Heb je dan geen kniebeschermers?” De jongen opent een la van zijn koffer en haalt er twee kniebeschermers uit. “Daarmee gaat het natuurlijk beter maar ik heb geen zin om deze dingen bij elke klant aan te doen.”

“Wil je ondanks de pijn toch een bakje koffie?” “Graag,” luidt het antwoord. Ik vraag of hij sport: nee. Heeft hij hobby’s? Ook niet. Gaat hij binnenkort op vakantie: “Ik heb mij voorgenomen om een paar weken helemaal niets te doen, mijn vriendin vindt dat natuurlijk niet leuk maar ik ben er echt aan toe; wanneer ik nu van het werk thuiskom ga ik eerst een uurtje plat.”

De klus zit er bijna op, ik vraag de monteur of hij nog een kabel wil leggen. Hij heeft er weinig zin in maar wil mij wel een plezier doen. “Die ligt in mijn wagen, ik kom zo terug.” Wanneer hij na een paar minuten nog niet is teruggekeerd, zie ik hem met een sigaret in zijn handen tegen zijn witte busje leunen. “Hoe oud ben jij eigenlijk,” vraag ik de jongen wanneer hij weer binnen is. “Ik ben 21!” “Zal ik je wat vertellen: wanneer jij steeds met keelontstekingen en wondjes blijft doorlopen, is het net alsof jouw lichaam constant op oranje staat. Doe je niets aan jouw gezondheid, dan springt het licht vroeg of laat op rood en is het mis.”

Nogal nonchalant wordt de kabel uitgerold, we mogen hem zelf tegen de muur bevestigen. “Als ik jou was, zou ik vroeg naar bed gaan.” De knul richt zich op in mijn richting. “Ik moet vanavond nog werken, ’s avonds klus ik bij of werk ik voor een vriend die een bedrijfje heeft. Mijn vriendin vindt het niets.” “Dat kan ik mij voorstellen,” beaam ik. Achteloos pakt de jongen zijn laptop. “Bent u bekend met beoordelingen?” Zonder mijn reactie af te wachten gaat hij verder: “Aan een zes of zeven heb ik niets, goed werk betekent een negen of tien.” Ik beloof hem een negen.

Het karwei is klaar, ik geef de monteur een flinke fooi omdat het leggen van de kabel niet bij zijn werk hoorde. “Je hoeft mij eigenlijk niets te geven, want ik heb hier een compleet medisch onderzoek gehad.” Hij krijgt nog wat paracetamol voor het geval de pijn terugkomt. Met een knipoog neemt hij afscheid. Halverwege zijn wagen draait de knul zich nog even om. Het is net of hij nog bleker is geworden.

Delen