Bij de kinderarts

De orthopeed sprak klare taal: ‘De linker onderarm mag weer normaal en volledig voor alles gebruikt worden, de brace is niet meer nodig.’ Maar hij zei ook: ‘Op de röntgenfoto is progressie van de fractuurgenezing te zien.’ Met andere woorden: het gaat de goede kant op, maar er is nog geen sprake van volledige genezing. Mag de linker onderarm dan inderdaad toch weer ‘normaal en voor alles’ gebruikt worden terwijl de breuk nog niet volledig is genezen?

Navîn (15) heeft echter zijn eigen conclusie getrokken. Twee keer brak de jongen tijdens het voetballen zijn onderarm. Tweemaal gebeurde het door een valpartij, maar beide keren viel hij niet eens zo hard. De tweede keer was het stevig mis. Na zes weken gips bleek de fractuur nog niet genezen en moest hij nogmaals zes weken met een brace lopen. Zijn droom om profvoetballer geworden was uit elkaar gespat. Uit angst durft hij nu niet meer te voetballen.

Wanneer dokters vaker naar angst zouden vragen, zouden zij hun patiënten beter begrijpen. Angst ligt snel op de loer wanneer er iets gebeurt wat wij nooit meer willen meemaken. Of die angst rationeel of irrationeel is doet er voor betrokkenen niet toe. Zelfs een verwaarloosbare kans op herhaling blijft een kans en dus doe je alles om die te vermijden. Navîn heeft voetballen uit zijn kop gezet. Hij zegt het met een glimlach maar het moet hem veel pijn doen.

‘Navîn heeft voetballen uit zijn kop gezet. Hij zegt het met een glimlach maar het moet hem veel pijn doen’

In plaats van profvoetballer wil Navîn nu politieagent worden. Hij komt uit Irak, waar agenten net iets hoger in aanzien staan. De jongen wil alles weten over de opleiding tot politieagent. Ik wil zijn nieuwe droom niet verpesten en verstrek hem de nodige informatie. Een Arabisch sprekende agent is graag bereid om de jongen te ontmoeten. Maar hoe dan ook: als toekomstig agent moet je eerst een sporttest doen. Daarvoor zul je ook de linkerarm moeten belasten.

Hoe kunnen we Navîn van zijn angst afhelpen? Het toeval wil dat hij nog één keer op controle bij de kinderarts moet. Ik mag hem begeleiden. Mijn eigen kinderen zijn de leeftijd van de kinderarts allang ontgroeid, ik heb nog geen kleinkinderen en wanneer deze ooit komen zal ik hun puberteit hoe dan ook niet meer meemaken. Een bezoek aan de kinderpoli, waar zowaar koffie en limonade klaar staan, is – al mag ik het niet hardop zeggen – een klein feestje.

Ik heb het bezoek goed voorbereid. De kinderarts is geïnformeerd over de angst van Navîn om te voetballen. Mijn ervaring als huisarts heeft geleerd dat een röntgenfoto wonderen kan doen om iemand te overtuigen dat ‘alles goed is’. Maar met diezelfde ervaring weet ik ook dat nuchtere Nederlandse dokters hiertoe zonder strikte médische indicatie niet bereid zijn. En hoe je het ook wendt of keert, in de spreekkamer is niet de patiënt maar de dokter de baas.

De kinderarts is heel vriendelijk. ‘Navîn, ik zeg jou nu als dókter dat je weer mag voetballen. Want de kans dat jij tijdens het voetballen nogmaals jouw arm breekt is even groot als dat ik tijdens het voetballen mijn arm breek.’ Nee, er wordt geen röntgenfoto meer gemaakt. De jongen hoort het met zijn aandoenlijke glimlach aan, maar denkt er het zijne van. De juf op school heeft gezegd dat hij goed in talen is. Misschien moet hij tolk of vertaler worden. Navîn zal erover nadenken!

Om redenen van privacy is een gefingeerde naam gebruikt.

Naschrift:

Maanden later is de huisarts desgevraagd alsnog bereid om een controlefoto te laten maken. De breuk blijkt nagenoeg genezen, maar helaas niet in de juiste stand met een vermoedelijk blijvende beperking tot gevolg. Daarvoor krijgt Navîn momenteel fysiotherapie. Helaas durft de jongen nog steeds niet te gaan voetballen.

Delen