Bedrijfsarts als reddende engel
Ruim twee decennia geleden werd bij mij een hypofysetumor ontdekt. Is iemand ooit op het idee gekomen om per medische aandoening de weg tussen klacht en diagnose in kaart te brengen? Bij een val op de heup is deze weg natuurlijk heel kort, bij rode vlekjes over het gehele lichaam wat langer, bij gewrichtsklachten nog wat langer en bij moeheid wellicht het langst van de genoemde klachten. Zo kun je leuke lijstjes maken. Dokters zijn daar dol op.
Bij mij werd het gezwel per toeval ontdekt. Een paar jaar lang kampte ik weliswaar met allerlei klachten, maar daarvoor waren legio verklaringen. Het was nooit in mij opgekomen om aan een hypofysetumor te denken. Uit mijn studietijd wist ik van het bestaan hiervan, maar daar hield het mee op. Tijdens mijn loopbaan als huisarts moet ik zeker patiënten met een hypofysetumor hebben gemist omdat deze aandoening in de blinde hoek lag.
Het gevolg laat zich raden. Toen de diagnose werd gesteld, had de tumor al flink aan de schedel geknaagd. Met pillen slonk het gezwel tamelijk snel, maar er bleef een piepklein gaatje over waardoor hersenvocht via aangezichtsholten door het rechterneusgat naar buiten druppelde. Het leidde tot groot alarm, want stel dat bacteriën de omgekeerde weg zouden volgen. Samen met een keel-, neus- en oorarts zou een neurochirurg de minuscule opening wel weer sluiten.
Maar kon het euvel ook niet door Moeder Natuur zelf worden hersteld? Duizenden malen heb ik patiënten om geduld gesmeekt en voorgehouden dat de natuur een prima heelmeester kan zijn. Hoe groot was bij mij de kans op een hersenvliesontsteking (circa 10 procent per jaar) en de kans dat ik vervolgens hieraan zou overlijden (circa 33 procent). Patiënten zijn echter geen statistici. Bij hen leggen cijfertjes het af tegen angsten en ongemakken. Enerzijds was er de angst voor een operatie. Anderzijds lag er een vliegverbod: ik zou nooit meer mijn geliefde Griekenland terugzien.
‘Patiënten zijn geen statistici. Bij hen leggen cijfertjes het af tegen angsten en ongemakken’
Moeder Natuur was mij gunstig gezind. Het lekken verminderde en hield na een paar jaar vrijwel op. Hoog tijd dus om het vliegverbod aan te vechten. Wederom door een toeval – in dit geval een kort bericht over een congres in Wenen – belandde ik in de minst spannende medische sector: de sociale geneeskunde. Tijdens mijn beroepsopleiding tot huisarts werd ons voorgehouden dat degenen voor wie dit vak te zwaar was nog altijd in die sector emplooi konden vinden.
Ik kwam echter juist terecht in een buitengewoon spannende omgeving: vliegbasis Soesterberg. Om potentiële vijanden niet met een gedetailleerde beschrijving op kwade gedachten te brengen, moet ik helaas volstaan met de conclusie dat ik een simulatievlucht tot op grote fictieve hoogte glansrijk heb doorstaan. Na vele jaren lag Griekenland dus gelukkig weer binnen vliegbereik en de sociaal geneeskundige die dit mogelijk maakte ben ik nog altijd veel dank verschuldigd.
Natuurlijk valt er in Nederland heel veel moois te zien maar na twee jaar pandemie groeide weer de hunkering naar Griekenland. Tja, ik weet het: ook vliegverkeer draagt bij aan het stikstofprobleem: een vliegreis belast het milieu 7 tot 11 keer zoveel als dezelfde reis per trein en verder draagt een vliegreis 2 tot 4 keer zoveel bij aan het broeikaseffect als dezelfde reis per auto.* Maar ook échte Griekenland-fans zijn geen statistici. Ik zie mijzelf niet met de trein of auto naar één van de Griekse eilanden reizen.
Terwijl u dit leest, ben ik op Kos. Maar het had weinig gescheeld of de reis was niet doorgegaan. Want Moeder Natuur toonde even haar grillige kant: plots lekte er weer hersenvocht. Opnieuw dreigde een vliegverbod. Ik werd gejojood tussen endocrinoloog en neurochirurg. Met de rug tegen de muur wendde ik mij tot een bedrijfsarts die op Schiphol voor de KLM werkt. Die toonde zich direct bereid om mij te adviseren. Tijdens twee telefoongesprekken getuigde hij van een opmerkelijke vakkennis, waarmee de conclusie werd onderbouwd dat de vliegreis door kon gaan.