Bij de KNO-arts

Omdat Navîn* weer last van bloedneuzen heeft, maak ik voor de 15-jarige jongen opnieuw een afspraak bij dokter Tilders, één van de KNO-artsen van het plaatselijke ziekenhuis. ‘Heeft hij de STB Neuszalf wel gebruikt’, wil de assistente weten. Mij is niets bekend. ‘In het dossier staat duidelijk dat dokter Tilders deze zalf heeft voorgeschreven’, vervolgt zij met een licht verwijtende ondertoon. Het zou gaan om een honing bevattende zalf, waardoor korstjes zachter worden. Navîn is tweemaal behandeld, maar herinnert zich niet dat hij neuszalf moest gebruiken.

Wat voor dokters een consult van vijf tot tien minuten is, kan voor patiënten al snel uitlopen tot twee of drie uur, want reis- en wachttijd nemen een veelvoud van de consultduur in beslag. Navîn gaat met de bus, ik neem de trein en loop vanaf het hoofdstation naar het ziekenhuis. Om half twaalf, ruimschoots op tijd, zullen we elkaar bij de hoofdingang treffen. Maar exact op het tijdstip waarop de trein had moeten komen, roept een omroepster dat deze niet rijdt. Een reden wordt niet gegeven. Op het perron staan ruim twintig mensen. Niemand weet van iets.

‘Dan moeten we maar met de bus naar het station’, concludeert een oudere dame naast mij. Zij wekt de indruk alsof ze niets anders gewend is. Ik heb al minstens dertig jaar niet meer in een bus gezeten en vraag of ik met haar mee mag lopen. ‘Geen probleem, maar denk eraan dat je wel uitcheckt’, instrueert ze mij. Voor de zekerheid informeer ik of ik dus bij het station moet uitchecken om hierna in de bus weer in te checken. ‘Dat heb ik je toch net gezegd’, reageert ze alsof ik een kind ben dat niet goed heeft geluisterd.

Wanneer ik achter de dame instap, draait zij zich om. ‘Maar… bent u niet dokter Schretlen, mijn oude huisarts?’ Plots verandert haar stem. Ik had haar niet herkend. Ze gebaart dat ik tegenover haar moet zitten en begint in rap tempo haar levensverhaal te vertellen dat pas eindigt wanneer we de eindbestemming hebben bereikt. Ondertussen ben ik bezig met Navîn, die ongetwijfeld op mij wacht. Zal het mij nog lukken om op tijd te komen. Het enige wat ik mij van het gesprek met de dame kan herinneren, is dat zij kleuterleidster is geweest en tweemaal is gescheiden.

‘De KNO-arts begint met de verdoving maar tot mijn verbazing volgt onmiddellijk hierna de behandeling’

Net op tijd tref ik de jongen in de wachtkamer van de KNO-artsen. Ik bereid hem voor op vragen die dokter Tilders kan gaan stellen. Bij het eerste bezoek aan de specialist had ik hem een brief meegegeven met een paar mogelijk relevante medische gegevens over Navîn, maar deze had de KNO-arts ongeopend naast zich neergelegd. De verwijzing vermeldde bloedneuzen en meer hoefde hij niet te weten. De jongen wist wat hem te wachten stond: eerst een lokaal verdovend middel, dan tien minuten tot een kwartiertje wachten, waarna de behandeling zou volgen.

De KNO-artsen alhier verdienen een groot compliment voor de organisatie van hun poli, waar geen minuut verloren gaat. Van de wachtkamer word je naar de behandelkamer verwezen. Maar waag het niet om zomaar binnen te lopen. Met grote letters wordt duidelijk gemaakt dat je opnieuw moet wachten tot je wordt geroepen. Een assistente wenkt dat het zover is. Dokter Tilders zit achter een bureau. Hij kijkt eerst naar de jongen en dan naar mij. Ik geef aan dat ik Navîn begeleid. ‘Prima,’ zegt de specialist. ‘Zit het rechts of links,’ vraagt hij Navîn.

Het blijft bij één vraag. De KNO-arts begint met de verdoving maar tot mijn verbazing volgt onmiddellijk hierna de behandeling. Op het gezicht van de jongen verschijnt een grimas, hij balt zijn vuisten en trekt de benen krampachtig naar elkaar. Ik ben sprakeloos. Vijf of zes minuten na binnenkomst kunnen wij weer vertrekken. Wanneer de klachten terugkomen mag er opnieuw een afspraak worden gemaakt. De ogen van Navîn zijn vochtig maar hij houdt zich flink. Nee, hij heeft geen pijn.

Bij het station scheiden onze wegen. De jongen gaat met de bus naar school en ik neem de trein naar huis. Volgens Navîn moet deze gewoon rijden. De trein zit stampvol, voornamelijk met middelbare scholieren. Ik blijf staan. Naast mij heeft een groepje meisjes het over een jongen die ‘s ochtends suïcide heeft gepleegd. Thuisgekomen realiseer ik mij dat de KNO-arts geen STB neuszalf heeft voorgeschreven. Ik bel de assistente. ‘In het dossier staat heel duidelijk dat dokter Tilders wél STB neuszalf heeft geadviseerd.’ Dat ik zelf bij het consult was, doet daar niets aan af.

* Om redenen van privacy zijn gefingeerde namen gebruikt.

Delen