Bij het overlijden van Oliver Sacks

Oliver Sacks (1933-2015) schreef twee autobiografieën: Uncle Tungsten: Memories of a chemical boyhood (2001) en On the move: a life (2015). In de eerste biografie, die in 2004 in het Nederlands is verschenen onder de titel Oom Wolfraam en mijn chemische jeugd, beschrijft Sacks zijn jeugdige fascinatie voor chemie en fysica, en zijn hunkering om te experimenteren. Met twee ouders als arts leek hij vooralsnog al op jonge leeftijd voorbestemd om ook te kiezen voor een medische loopbaan, wellicht als chirurg, maar naargeestige ervaringen in zijn puberteit brachten hem hiervan af. Hoe de jonge, timide Oliver met deze en andere negatieve ervaringen (zoals fysieke straffen op de lagere school) omging, krijgt de lezer nauwelijks te weten. Feit lijkt wel dat deze een rol hebben gespeeld bij zijn keuze om neuroloog en psychiater te worden.

Kort na de publicatie van zijn tweede autobiografie, die sinds kort eveneens in het Nederlands is vertaald (Onderweg), maakte Oliver Sacks in een ingezonden brief aan The New York Times wereldkundig dat een melanoom in zijn rechter oog waarvoor hij al in 2001 was behandeld, tot uitzaaiingen had geleid; de prognose was helaas infaust en de aandoening leidde een half jaar later tot zijn dood. In zijn tweede autobiografie zoomt Sacks meer in op onderbelichte kanten van hemzelf: zijn zeer forse verlegenheid, homoseksualiteit, drugsverslaving en medische problemen (o.a. door ongevallen). De foto op de voorkant van zowel de Engelse als Nederlandse editie van dit boek toont een 28-jarige gekortwiekte man in een leren jack op een stoere motor, die qua beeldvorming haaks staat op de bebaarde, zachtmoedige en sympathiek ogende Sacks zoals wij hem als lezers kennen.

In een tijdsbestek van 45 jaar publiceerde Oliver Sacks dertien boeken. Het ligt voor de hand om zijn vakgebied hierin als rode lijn te beschouwen, maar daarmee doen we de auteur tekort. Typerend voor Sacks is de wijze waarop hij in deze boeken zijn eigen ervaringen, gevoelens en emoties heeft verwerkt. Dat geldt zelfs voor zijn eerste boek uit 1970 over migraine, waarbij een eigen ervaring met een ecstasy-achtige stof een rol speelt. In zekere zin kan worden gesteld dat veel boeken van Sacks autobiografische elementen bevatten: dat geldt met name voor A Leg to Stand On (1984) en The Mind’s Eye (2010), waarin ook zijn eigen oogaandoening aan bod kom; beide boeken verschenen in het Nederlands onder de titels Een been om op te staan en Het innerlijk oog.

Onder deze ervaringen, gevoelens en emoties ligt zijn – van jongs af aan aanwezige – onstuitbare nieuwsgierigheid of – misschien correcter uitgedrukt – verlangen om de wereld waarmee hij wordt geconfronteerd te doorvorsen en begrijpen. Op een onwaarachtige manier slaagde Oliver Sacks erin om dit keer op keer te verwoorden en daarmee zijn lezers mee te slepen in wat hem bezielde. Als arts en mens leek Sacks vooral gegrepen door de wijze waarop patiënten zich ondanks ernstige neurologische aandoeningen toch staande weten te houden. Dat geldt ongetwijfeld ook voor Sacks zelf. Het lijdt geen twijfel of hij heeft het laatste half jaar van zijn leven nog heel veel geschreven en van zichzelf prijsgegeven, dat nog in boekvorm zal verschijnen. Ook na zijn dood zal Oliver Sacks aldus nog minstens een generatie lang miljoenen lezers – waaronder veel artsen – inspireren.

Delen