Oma is dood

Essmat zendt mij een foto, waarop ik direct de jongen herken. Hij zit in kleermakerszit naast zijn oma. Maar wacht eens: is die vrouw wel zijn grootmoeder of gaat het om zijn moeder? In kinderrijke Jezidische gezinnen kan het leeftijdsverschil tussen oudste en jongste kind wel vijftien jaar of meer bedragen. De 17-jarige Essmat woont niet zo ver van ons vandaan bij zijn broer die begin dertig is. In Irak ligt de levensverwachting minstens zeven jaar lager dan in Nederland. Mensen verouderen er ook sneller. Toch vermoed ik dat het om de oma en niet de moeder van Essmat gaat.

De vrouw is vrijwel helemaal in het wit en de jongen vrijwel helemaal in het zwart gekleed. Ook nu weer blijkt dat bekende sportmerken zoals Nike razendsnel de wereld veroveren. Beiden zijn blootvoets. De kleding van Essmat verraadt dat het niet echt koud is. Toch draagt hij een witte muts. Het moet zeker voor de oma ongemakkelijk zijn om op de grond te zitten. De foto lijkt thuisgenomen in een tamelijk armoedige omgeving. Met een brede zwarte tape wordt voorkomen dat de kastdeur openvalt. Essmat legt zijn arm liefdevol op de schouder van zijn oma.

Ik stuur de foto naar Khalid in het AZC. Hij is Jezidi en kan zeker uitleg geven. De oorspronkelijke kleding van Jezidi’s – zowel mannen als vrouwen – is wit: deze kleur symboliseert de zoektocht naar vrede. Allen dragen een brede riem. De witte muts is van schapenwol. Die wordt ook binnen gedragen. Omdat de meeste Jezidi’s arm zijn slapen, zitten en eten zij op de grond. Uit respect voor het huis trekken zij hun schoenen en – wanneer het warm is ook hun – sokken uit. De foto lijkt niet genomen ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis.

Niet één maar twee emoj’s met een tranenstroom laten er geen misverstand over bestaan. De oma van Essmat is in het verre Irak overleden en dat doet de jongen begrijpelijkerwijs heel veel verdriet. ‘Ja,’ bevestigt hij mij: ‘Dit is mijn oma en zij is overleden.’ Bij vluchtelingen wordt vaak vergeten dat zij familie in verre landen hebben en dat de banden met hen nog altijd heel hecht zijn. ‘Kun je nog iets vertellen over jouw lieve oma,’ vraag ik Essmat. ‘Nee sorry,’ antwoordt de jongen direct. Ik schrik een beetje van zijn reactie, maar schrijf dat ik daar alle begrip voor heb.

Ik weet niet wat er in Essmat omgaat. Hij schrijft nog iets maar verwijdert onmiddellijk het bericht.

Essmat

Sorry, ik schrijf niet zoveel en kan ook niet zo goed als u schrijven.’ Ik probeer de wat pijnlijke sfeer weg te nemen. ‘Wij steken een kaart voor jouw oma aan. Dat doen wij wel vaker wanneer iemand is overleden. Ik weet dat Jezidi’s veel rituelen hebben, wanneer iemand is gestorven. Daarover heb ik gelezen. Gelukkig heb je in elk geval een prachtige foto waarop je samen met jouw oma staat.’ ‘Sorry,’ appt Essmat: ‘hij is mijn broer maar lijkt heel erg op mij.’

Eigenlijk had ik dat kunnen en moeten weten. De foto moet wel in Irak genomen zijn en Essmat woont al een paar jaar in Nederland. Ik kan mij wel voor het hoofd slaan. ‘Oh nogmaals sorry, maar inderdaad lijkt jouw broer heel sterk op jou. Ik vind het heel lief zoals je broer jullie oma omarmt. Dat ontroert mij.’ ‘Oma was altijd heel lief voor ons. Toen ik nog klein was gaf zij ons geld: ongeveer zoveel als één of misschien wel vijf euro. Dat herinner ik mij nog heel goed en natuurlijk zal ik die herinnering zolang ik leef nooit meer vergeten.’

Naschrift:

Als teken van rouw maakte Essmat in WhatsApp de ruimte voor zijn profielfoto zwart.

Delen