Bloedsuikers
Mijn dienstenblok is een goede opfriscursus in glucoseregulatie. Juist tegen de tijd dat ik zelf trek begin te krijgen, vindt dagelijks een soort ‘belrondje’ langs de afdelingen plaats. Voor het avondeten worden immers de suikers van alle diabetici gecontroleerd. Te hoge suikerwaarden worden standaard met de assistent interne overlegd, ook als de betreffende patiënt op de afdeling orthopedie ligt en wij nog nooit van zijn bestaan gehoord hebben.
Nadat ik aan de verpleegkundigen van de orthopedie (en vervolgens ook aan die van de chirurgie en neurologie) heb uitgelegd dat ze echt éérst hun eigen assistent moeten bellen, begeef ik me naar het restaurant voor mijn eigen avondmaal. Onderweg word ik drie keer gebeld (door de assistenten van de orthopedie, chirurgie en neurologie) met de vraag of ik alsjeblieft in consult kan komen om de suikers van hun patiënten in orde te maken.
(Als u zich afvraagt of het niet sneller zou gaan als ik de verpleegkundigen direct te woord stond, hebt u uiteraard gelijk, maar dat mag nu eenmaal niet; net zoals de chirurg niet zomaar een been kan amputeren van een patiënt op de afdeling nierziekten zonder dat ten minste even met de nefroloog te overleggen.)
Als de nodige eenheden insuline eenmaal zijn toegediend en ik mij nog net voor sluitingstijd richting restaurant begeef, gaat mijn pieper af. Het betreft een huisarts die ‘even wil overleggen’ (lees: die een patiënt wil insturen; maar dat klinkt als veel werk en huisartsen weten dat assistenten interne het altijd druk hebben, dus houden ze het op dit vriendelijke eufemisme).
“Ik sta bij een mevrouw die een glucose van twintig heeft. Ze gebruikt insuline, maar ze heeft een heel speciale pen, waarmee je enkel dertig eenheden kunt spuiten. Dat lijkt me nu te veel. Hebt u een advies?”
Van zo’n insulinepen heb ik nog nooit gehoord, maar ik heb er weinig vertrouwen in dat ik dit mysterie over de telefoon kan oplossen. Met een zucht kijk ik naar het restaurant, dat juist zijn deuren sluit. “Misschien moet u mevrouw maar ‘even’ insturen.”
De patiënte arriveert een half uur later, met een glucose van vijfentwintig én de betreffende insulinepen. Enig onderzoek levert al snel een verklaring op: het betreft een doodnormale, instelbare pen, die echter ook aangeeft hoeveel insuline er nog in het reservoir aanwezig is: dertig eenheden.
De vrouw haalt haar schouders op. “Ik dacht, de dokter zal het wel weten, dus ik zeg maar niks.”
Haar ontstekingswaarden blijken verhoogd, dus nemen we haar toch maar ‘even’ op, met controle van de suikers – en bij te hoge waarden: overleg.