Geel
Op de afdeling maag-, darm- en leverziekten (kortweg MDL) kom je grofweg twee soorten patiënten tegen, die aan hun kleur zijn te onderscheiden: de ene groep is bleek en verliest bloed, de andere groep ziet geel. Deze laatste groep patiënten is weer in tweeën te splitsen, namelijk in een groep met pijn en een groep zonder pijn.
De pijnlijke patiënten worden vaak buiten kantooruren opgenomen. Ze zijn ziek, misselijk en (zoals reeds gezegd) geel. Voor de behandelend arts is het een imponerend beeld: een patiënt met de kleur van een kanarie die in zijn bed ligt te kronkelen van de pijn. Meestal is een galsteen de boosdoener. Die belemmert de afvloed van de gal en van de stof bilirubine, dat zich vervolgens in de huid ophoopt en de patiënt geel kleurt. Na verwijdering van de galsteen (en – enige tijd later – de galblaas) knappen deze patiënten over het algemeen weer snel op.
De patiënten zonder pijn zijn een heel ander verhaal. Dikwijls hebben ze zelf helemaal niet door dat er iets aan de gezondheid scheelt. Het is de omgeving die een opmerking maakt over de veranderde huidskleur, waardoor de patiënt maar eens een afspraak maakt bij de huisarts. Zelf maken ze zich er niet zo druk om. Hooguit hebben ze wat last van jeuk door de ophoping van bilirubine in hun lichaam.
‘Stille icterus’ noemen wij dit in doktersjargon; geelzucht zonder andere symptomen. En ook bij ons begint het te kriebelen wanneer we zo’n patiënt op onze afdeling zien. Want een gele patiënt die zich nergens zorgen over maakt, dat is een patiënt om je zorgen over te maken.
Tijdens mijn eerste weken op de MDL-afdeling kom ik er diverse tegen. Zonder uitzondering moet ik ze slecht nieuws brengen: bij de een wordt de afvoer van de gal belemmert door een tumor in de galwegen, bij de ander gaat het om alvleesklierkanker. Een derde patiënt heeft een ernstige leverontsteking, waarbij het maar de vraag is of deze volledig zal genezen.
Het zorgt ervoor dat ik nogal pessimistisch word wanneer ik de zoveelste gele patiënt opneem. Toch kan ik moeilijk zeggen: “Het ziet er niet goed uit”, terwijl de patiënt kip(kanarie)lekker in bed zit en er nog geen concrete diagnose bekend is.
“We zullen een gesprek plannen als de uitslagen van de scan bekend zijn”, zeg ik en de patiënt knikt, niet wetend dat ‘een gesprek plannen’ ook doktersjargon is, voor slecht nieuws.