Bloemenveldje
In de zomer van het jaar 2000, twee weken nadat onze dochter was geboren, zaten mijn man en ik in de wachtkamer van het stadsziekenhuis. De zomerzon scheen door het raam en wierp vrolijke strepen op de papieren die de arts, een jonge vrouw, voor zich had liggen.
We zaten daar niet voor niets. De vroedvrouw ontdekte vlak na de geboorte van Charlotte vreemde plekjes op haar huid. Omdat niemand die thuis kon brengen, waren we naar het ziekenhuis verwezen voor een biopt. Nu waren we er om de uitslag te bespreken.
De arts schuifelde op haar stoel heen en weer. Haar gezicht stond ernstig.
Ze bereidt zich voor op een slechtnieuwsgesprek, flitste het door me heen. Ik herinnerde me hoe ik als student de cursus ‘Het voeren van een slechtnieuwsgesprek’ aan medisch studenten gaf. Er diende een stappenplan te worden gevolgd. Klap uitdelen, stoom afblazen, argumenten presenteren, nazorg verlenen. Ik merkte dat ik oplette hoe de arts zou beginnen. Zou ze goed hebben opgelet tijdens de cursus?
Met de moed der wanhoop wachtte ik op wat ging komen
Het slechte nieuws dat ze ons bracht, was dat Charlotte acute amyloïde leukemie had. Omdat dat ons als medische leken weinig zei, voegde ze eraan toe: jullie dochter zal overlijden. Hoewel een stuk duidelijker, kwam die boodschap evengoed niet aan. Temeer omdat Charlotte ondertussen in haar zachtroze hansopje luid klokkend aan mijn borst lag te drinken. Aan stoom afblazen hadden we weinig behoefte. We wilden vooral weg uit het ziekenhuis waar ze zulke vreselijke, niet te rijmen uitspraken deden over het liefste in ons leven.
Hoewel de arts het slechtnieuwsgesprek keurig volgens de regels had gevoerd – ze stuurde bij wijze van nazorg die avond de huisarts op ons af – hield de dood zich niet aan de regels. Het liep godzijdank anders. Een jaar later was Charlotte genezen.
Maar de boodschap van de arts, die al snel wel tot ons doordrong, had een enorme impact. Ik, een jonge moeder, wachtte met de moed der wanhoop op wat ik dacht dat onvermijdelijk ging komen. Haar liefhebben, voeden en koesteren denkende dat ik haar spoedig los zou moeten laten, verscheurde me volledig.
De vader van mijn jeugdvriend, huisarts in Roermond, vertelde me ooit dat iedere arts een eigen kerkhof heeft. Hij doelde daarmee op menselijke vergissingen waardoor patiënten overlijden. Sinds Charlotte weet ik dat artsen ook hun eigen bloeiende bloemenveldje hebben, voor mensen die zich niet hielden aan wat de medische wetenschap voorspelde. Stephen Hawking, die als student de diagnose ALS kreeg met de mededeling dat hij zijn afstuderen niet zou halen, picknickt daar, met mijn tante Afra met darmkanker fase vier, die de geboortes van al haar klein- en achterkleinkinderen meemaakte. Daar speelt ook onze allerliefste Charlotte, nu een robuuste vijftienjarige.
De wetenschap is vergevorderd, artsen weten en kunnen veel, maar niet alles. De dood is vaak wreed in wie hij tot zich neemt. En aan de andere kant, de wil tot leven kan wonderen verrichten die maar moeilijk te verklaren zijn. Er blijven altijd geheimen over.