Bonte avond

Ik moet de eerste arts die geniet van zijn nachtdiensten nog tegenkomen. Zelfs voor zo’n nachtvlinder als ik (wie ooit heeft bedacht dat de reguliere werkdag om acht uur ’s ochtends begint, heeft duidelijk geen rekening gehouden met mijn interne klok) voelt het fundamenteel onjuist om rond half vier ’s ochtends aan het werk te zijn. Mijn hersenen weigeren dan ook pertinent om op zo’n obscuur tijdstip meer dan wat basale medische kennis prijs te geven. Gelukkig bestaat er – ook ’s nachts – UptoDate.

Als de dienst rustig is, hebben we een piketkamer waar ik – althans in theorie – zou kunnen slapen. Het is een geluk dat de meeste arts-assistenten zo hard werken dat ze geen tijd hebben om veel te eten en dus aan de slanke kant zijn, want het kamertje is zo klein dat de deur maar half opengaat… dan stoot hij tegen het bed. Op de harde matras draai ik me om en om. Mijn telefoon en reanimatiepieper liggen vlak naast mijn kussen, want ik ben als de dood dat ik een oproep zal missen.

Als ik dan tenslotte toch even wegdommel, springt plots met het oorverdovende, tergende gedreun van een tandartsboor de airconditioning aan. Met dank aan de geniale ziel die besloot de piketkamers juist naast die installatie te bouwen!

Toch is er één nachtdienst die me wel kan bekoren, en dat is de laatste. Mijn ritme is inmiddels zo in de war dat dag of nacht niet meer uitmaakt. Het ziekenhuis, waar ik de enige arts ben, is mijn fort geworden. Met de verpleegkundigen heb ik een saamhorigheidsgevoel opgebouwd waar niets tegenop kan. Het voelt een beetje als de bonte avond van het schoolkamp.

Daarbij helpt het dat die laatste nachtdienst altijd in het weekend valt. De bonte schare patiënten die in zo’n nacht het ziekenhuis aandoet – van alcoholintoxicatie tot pijnlijke hand na stomp tegen ‘boom’, met diverse hechtwondjes als kers op de taart – doet in niets onder voor het publiek van zo’n laatste kampavond. Zelfs de alcoholkegels zijn hetzelfde.

Als de dagdienst mij komt aflossen, vind ik het haast spijtig om te moeten vertrekken. Toch ben ik onderweg naar huis ook wel weer blij dat daar mijn eigen bedje wacht. Zonder airconditioning.

Delen