Bosch’ kreupelen: potsierlijk?

In 2001 publiceert emeritus hoogleraar Jan Dequeker – de alom geprezen auteur van het boek De kunstenaar en de dokter – met een orthopeed en neuroloog een analyse van een pentekening uit de eerste helft van de zestiende eeuw, waarop kreupelen figureren. We zien op deze prent inderdaad 31 personen, bij wie uiteraard zonder anamnese en onderzoek op knappe wijze een grote variëteit aan ziektebeelden wordt gediagnostiseerd. Eén van de conclusies luidt dat het om veel minder gevallen van lepra gaat dan elders in de literatuur wordt gesuggereerd.

Bedelaars en kreupelen. Pen in grijsbruine inkt op papier. Wenen, Albertina.

Bedelaars en kreupelen. Pen in grijsbruine inkt op papier. Wenen, Albertina.

In de publicatie van Dequeker c.s. heet het werk The procession of the Cripples (de processie van de kreupelen) en wordt het toegeschreven aan Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516). De titel zou verwijzen naar de jaarlijkse ‘ommegang’ op de maandag en dinsdag na Driekoningen, waarbij geld wordt ingezameld voor huizen die aan melaatsen onderdak boden. De betreffende prent is eigendom van de Albertina in Wenen. In de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel wordt een vergelijkbare tekening bewaard. Beide werken zijn nog tot en met 8 mei a.s. te zien op de Bosch-tentoonstelling Visioenen van een genie in het Noordbrabants Museum.

In 1948 verscheen een tweetal interessante proefschriften: Ontcijfering van Jeroen Bosch van de neerlandicus Dirk Bax en Misvorming en verbeelding van de medicus Jan Beins. De eerste dissertatie geldt nog altijd als een standaardwerk bij de bestudering van het werk van Jheronimus Bosch. De tweede geniet veel minder bekendheid maar is wellicht interessanter voor mensen met een medische achtergrond. In zijn inleiding schrijft Beins dat hij voldoende argumenten heeft vergaard “voor de stelling, dat de misvorming van het menselijk lichaam zonder twijfel invloed heeft uitgeoefend op de mythologische, epische, legendarische, hagiografische en eschatologische voorstellingen, welke vooral voor ons bewaard zijn gebleven in de beeldende kunst van vele volkeren der aarde.”

Eén van de vijf hoofdstukken van dit proefschrift wordt gewijd aan het werk van Jheronimus Bosch. Hier schrijft Beins: “Behalve aangeboren misvormingen, zien we onder de figuren van Bosch vele voorbeelden van verkregen verminkingen: hij tekende zelfs gehele schetsbladen vol met kreupelen, lammen, blinden en andere ongelukkigen. Deze mismaakten vinden we ook terug op zijn schilderijen en vaak temidden van groteske demonische gestalten. Lichamelijke en geestelijke onvolmaaktheid gaan dikwijls samen.” Achterin de dissertatie zijn hiervan voorbeelden opgenomen.

The procession of the Cripples oogt niet bepaald als een processie. In de catalogus bij de expositie Visoenen van een genie dragen beide tekeningen terecht een andere titel: Kreupele bedelaars. Beide prenten zijn ook niet gemaakt door Jheronimus Bosch zelf maar door navolgers. Dr. Eva Michel, curator Nederlandse kunst van de Albertina, schreef in een mail dat al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw ernstige twijfel bestaat over wie beide prenten heeft getekend. Fritz Koreny heeft in zijn boek Hieronymus Bosch – Die Zeichnungen (2012) overtuigend aangetoond dat beide werken níet van Bosch afkomstig zijn. Ook attendeerde Michel mij op de boeiende publicatie Bosch’s Cripples and Drawings by His Imitators (2009) van Erwin Pokorny.

Het artikel van Pokorny, waaruit de belangstelling van kunstenaars uit de zestiende eeuw voor een onderwerp als ‘kreupelen’ blijkt, kan volgens mij worden gezien in het kader van een bredere – ook vanuit medische hoek groeiende ­– interesse in diezelfde periode voor met name aangeboren misvormingen. Ambroise Paré (ca. 1510-1590), één van de grootste chirurgen van de Renaissance, wijdde hier zelfs een boek – Des monstres et prodiges – aan. Diezelfde belangstelling bestond overigens ook al in de Oudheid en blijft nog altijd onverminderd doorgaan: in het Nijmeegse Museum voor Anatomie en Pathologie wordt veel aandacht geschonken aan de collectie met aangeboren afwijkingen. Vorig jaar verscheen hierover de bundel Mythen en wondergeboorten van Noud Bles en Joop van der Straaten ter gelegenheid van het afscheid van laatstgenoemde als conservator van dit museum.

Maar hoeveel kreupelen staan er nu precies op de tekening die Jan Dequeker met twee collegae heeft bestudeerd? De drie auteurs vermoeden dat vier van de 31 afgebeelde personen niet kreupel zijn maar dat wel simuleren, vermoedelijk om aalmoezen te ontvangen of zorg te krijgen. Wie op de expositie de prenten of goede reproducties hiervan nauwkeurig bekijkt zal bij zichzelf weinig compassie ervaren. Misschien klinkt het oneerbiedig maar ik ontkom niet aan de indruk dat sommige kreupelen op mij een ietwat potsierlijke indruk maken. Voor zover de gezichten worden getoond kan ik er ook weinig lijden uit aflezen. Het lijkt mij dan ook niet onmogelijk dat onder deze mysterieuze kreupelen meer simulanten zijn.

Delen