Brief aan een vluchteling
Beste Nourhan,
Al twee of misschien zelfs drie maanden zien of spreken we elkaar niet meer. Welk voorstel ik ook doe om elkaar te ontmoeten, niets komt jou uit. Mails blijven onbeantwoord, op telefoontjes reageer je niet, appjes bekijk of beluister je nog wel maar je stuurt niets meer terug. ‘Ik wil niet meer sociaal zijn,’ zei je tijdens ons laatste telefoongesprek.
Vier jaar na jouw vlucht uit Syrië wil je weer naar jouw vaderland terug. Over nog geen half jaar vertrek je. Eerst was het om mee te werken aan de wederopbouw, nu om voor vier jaar in het leger te gaan en te vechten tegen Israël. Daarmee verbrand je alle schepen achter jou. Je komt Nederland nooit meer in. En dat terwijl je over een jaar in aanmerking zou komen voor een dubbele nationaliteit.
Natuurlijk, er zullen voldoende Nederlanders zijn die jou en jouw landgenoten graag zien vertrekken. Maar ik niet. Je werkt hard, krijgt respect en kunt rekenen op een vaste baan. Je bent sportief, creatief, leergierig en breed geïnteresseerd in onder meer wetenschap en cultuur. Wanneer je jouw land wilt dienen, waarom breng je dan niet wat Syrische levensvreugde naar ons kille Nederland?
Hoe vaak plaatste je ons niet voor vraagtekens, hoe vaak maakten wij ons geen zorgen over jou?
Bij de opening van een expositie waaraan jij vorig jaar als beginnend kunstenaar meedeed, werd een gedicht voorgedragen waarin het woord ‘Jeruzalem’ viel. Daar wond jij je tot mijn verbazing mateloos over op. Zo ook over het achtste couplet van het Wilhelmus waarin over Israël wordt gezongen. Vrijwel geen Nederlander die hier weet van heeft. Wat speelt er bij jou? Wat mankeer je?
Ik heb een dochter van jouw leeftijd en ken nog wel meer leeftijdsgenoten van jou. Levenswegen lopen uiteen, ieder zoekt zijn of haar eigen bestemming. Veertig jaar ouder probeer ik mij in de schoenen van hen te verplaatsen zonder over wie dan ook te oordelen. Drie jaar en zes maanden voel ik mij een beetje jouw metgezel. Van het enthousiasme waarmee je jouw Nederlandse avontuur begon is niets meer over.
In ons contact waren er soms ontwrichtende momenten. Je vloog naar Portugal, Frankrijk, Thailand en Bulgarije. Niet altijd ging het goed. In Griekenland miste je het vliegtuig terug, in Marokko landde je maar kwam je zonder visum het land niet in. Je belde mij om hulp maar ik kon niets voor jou doen. Hoe vaak plaatste je ons niet voor vraagtekens, hoe vaak maakten wij ons geen zorgen over jou?
Toen overdonderde je mij met bericht dat je vader wordt. Je glom van trots. Op een aandoenlijke wijze bereid jij je op het vaderschap voor. Logisch dat er geen tijd meer voor mij is, je wilt zo veel mogelijk bij jouw vriendin ‘en het kindje in haar buik’ zijn, dat nu elke dag kan komen. Met een zeldzame toewijding leven jullie naar de geboorte toe.
Wie heeft jou harder nodig: jouw vaderland of jouw kind, voor wie een vaderloze toekomst dreigt?
Beste Nourhan, je hebt altijd op mijn begrip kunnen rekenen, hoe lastig dat soms ook was. Ik heb jou op jouw grillige levenspad in dit land trachten te volgen, ik heb jou verdedigd wanneer mensen moeite hadden met jouw escapades en meningen, vooral wanneer je over Syrië sprak. Maar nu maak je het mij wel extreem moeilijk.
Wie heeft jou harder nodig: jouw vaderland of jouw kind, voor wie een vaderloze toekomst dreigt? Een kind heeft recht op een moeder én een vader. Denk eens aan alle Syrische kinderen die noodgedwongen zonder gesneuvelde vader moeten opgroeien? Zelfs nu nog probeer ik mij in jou te verplaatsen maar verlang niet het onmogelijke van mij. Over de grenzen van wat je aan begrip van mij vraagt blijf je echter een dierbare schakel in mijn leven. Nourhan, ik geef om jou!