Cijfers en ethics

“We moeten wel objectief blijven hè.” Ik herinner het me nog als de dag van gisteren, de woorden van de hoofdopleider psychiatrie, die de overdragende arts-assistent er fijntjes op wees dat diens subjectieve indruk van de patiënt in kwestie het moest afleggen tegen de feiten. Het wekte wrevel in me op, niet alleen vanwege mijn niet al te latente neurotische vaderoverdracht, maar ook omdat ik dacht: móet dat nou echt, objectief blijven? En kan dat wel, in de psychiatrie? In de geneeskunde?

Dat van die vaderoverdracht is wat bijgetrokken, maar zeker voor de psychiatrie is het objectieve ideaal ook een ongrijpbare Heilige Graal. Het zou mooi zijn, om verlost te zijn van de vele twijfels en grensconflicten rond stoornis of geen stoornis, gevaar of niet, waanzinnig of crimineel, wetenschap of ideologie: onze professionele geschiedenis loopt ervan over. Maar we gaan er niet van verlost worden, zoveel is mij inmiddels wel duidelijk. Karl Jaspers zag het al goed: psychiatrie is natuur- én menswetenschap, waarin objectiviteit en subjectiviteit hand in hand moeten gaan.

Ik moest eraan denken deze week, toen ik op osmotische wijze bij de discussie over het Nationaal Zorgfonds betrokken raakte. Na de initiële lancering volgde kritiek vanuit de hoek van zorgeconomen (take your pick). Die op hun beurt werden beschuldigd van ‘ideologische oogkleppen’. Zoals gebruikelijk ging het op twitter her en der tijdelijk stormen, waarbij twitter zijn reputatie van echokamer en spiegelpaleis weer waarmaakte: men kwam niet echt tot elkaar.

Aan beide zijden werd een claim gelegd op validiteit: de economen door verwijzing naar zorgstatistieken, de zorgverleners naar de praktijkempirie. En beide trokken de geldigheid van elkaars kennis in twijfel. Zorgstatistieken zijn notoir complex, selectief winkelen in gegevens is een risico, appels met peren vergelijken etc. Praktijkervaringen zijn n=1 ervaringen, ideologisch gekleurd, gespeend van kennis van het macro-plaatje en daarom blind voor een aantal problemen. “Wij zijn objectief, hunnie ideologisch!” riepen ze aan beide kanten van het hek.

Ik ging maar eens blauwhelmend het twittergesprek aan met één van de zorgeconomen, Michiel Verkoulen. Ik kwam er wat wijzer vandaan, enerzijds met enige statistieken, maar ook met een inkijk in waarden. Want ook Michiel gaf aan dat er voor hem ook een moreel (en jawel, ideologisch) argument is voor het stelsel (voor hem o.a.: keuzevrijheid. Niet opzienbarend.). Dat leek mij geen reden hem, of zijn argumenten, te diskwalificeren. Ook niet als ‘objectieve’ zorgeconoom. Economie is immers ook een menswetenschap. Dat zijn antwoord op mijn zorgen over het kwaliteitsdrukkend effect van tien jaar prijsconcurrentie mij niet geheel bevredigde, is een andere zaak.

Heeft u uw zorgwaarden helder voor de geest?

Erkenning van de validiteit van waarden lijkt mij een prima toevoeging aan dit debat. Dat morele argumenten relevant zijn voor de inrichting van het zorgstelsel staat als een paal boven water. De klassieke politieke tegenstelling tussen individuele keuzevrijheid en gemeenschappelijke solidariteit ís daadwerkelijk relevant voor de zorg, en het is juist ook zaak de cijfers die we hebben in verband te brengen met dergelijke politieke waarden. We moeten het eerst hebben over wat we belangrijk en waardevol vinden, om vervolgens te onderzoeken of hoe we het geregeld hebben, onze idealen dichterbij brengt.

Heeft u uw zorgwaarden helder voor de geest? Wedden dat u als eerste dacht aan ‘kwaliteit en betaalbaarheid?’ Hollandse koopmansgeest! Vanzelfsprekend moeten de cijfers gaan over prijs en kwaliteit, en dat is al ingewikkeld genoeg. Maar toegankelijkheid, rechtvaardigheid, en billijkheid, als zorgwaarden, die verdienen misschien even wat meer aandacht en –objectieve- statistiek. Professionele autonomie, heeft dat nog een inherente waarde of is het alleen maar ten dienste van het resultaat? Kan geen kwaad even stil te staan bij uw zorgwaarden, of u nou professional of burger bent. Want we gaan volgend jaar allemaal stemmen. Anders vrees ik dat het verkiezingsdebat verschraalt tot:  “Ja, maar ze heeft wel mooi de zorgkosten beteugeld!”

We zijn er allen erg sterk in de waarden van de ander te diskwalificeren als ideologie en die van onszelf te miskennen als universeel geldig. Dat laatste kan ertoe leiden dat we ze als objectieve waarheden gaan zien. De ander is dan al snel ‘dommig’. “Niemand wil toch terug naar dat bureaucratische Ziekenfonds?”  “Zorgverzekeraars overspoelen je met zinloze vragenlijsten!” Allebei fout. En die winstuitkering, die is wél een issue. Waarover een andere keer.

Juist in de dissonantie van discussie kunnen de relevante waarden expliciet worden, en kunnen we beter de feiten van de waarden onderscheiden. Laten we ze omarmen en de ruimte geven, ook die van de opponent. Dus, ja, graag meer objectieve feiten, maar net zo graag: meer ‘ideologie’ waar het hoort, niet begraven in de statistiek maar out in the open.

Delen