Claudia

“Is bij Claudia ooit onderzoek gedaan naar de ziekte van Pfeiffer?” De internist laat zijn blik glijden over tientallen bloeduitslagen. Hij blijft alsmaar naar het scherm turen alsof iets over het hoofd wordt gezien. “Nee,” zegt de specialist, “maar voor ons is dat ook niet relevant.” “Zou het geen zin hebben om dat alsnog te doen,” suggereert Henk voorzichtig. “Nee,” herhaalt de specialist gedecideerd. Henk durft niets meer te zeggen.

Henk was verzekeringsarts totdat hij zelf wegens een longaandoening werd afgekeurd. Tijdens zijn loopbaan verloor hij gaandeweg zijn vertrouwen in veel collegae. Alleen zijn longarts draagt hij nog altijd op handen. Zijn 20-jarige dochter Claudia die in Utrecht economie studeert heeft al heel wat met dokters te stellen gehad. Zij is onder behandeling bij een academisch ziekenhuis. Haar ervaringen zijn wisselend.

Waaraan moet je denken bij een studente met terugkerende gezwollen, pijnlijke klieren in de hals die zich wel beter maar nog altijd niet fit voelt? De huisarts vindt het allemaal wel meevallen. Langs een omweg komt Claudia bij een sportarts terecht. Die doet uit zichzelf bloedonderzoek naar de ziekte van Pfeiffer en belt nog dezelfde dag naar Claudia dat zij wel degelijk deze aandoening heeft gehad en waarschijnlijk nog niet eens zolang geleden.

Meestal verdwijnen klachten uit zichzelf. Ooit heb ik het aangedurfd om in mijn wachtkamer een eigen spreuk op het prikbord te hangen: “Voor het bezoek aan de huisarts is het wachten en daarna afwachten.” Het lichaam kan zichzelf redelijk goed repareren en bij de drogist liggen tal van middeltjes om klachten te verlichten. Niet alleen bij de huisarts maar ook bij specialisten draait het vaak om onzekerheid, angst en ongeduld. Dat is frustrerend voor dokters die louter aan beter maken denken.

‘Voor het bezoek aan de huisarts is het wachten en daarna afwachten’

Claudia blijft klachten houden en Henk blijft piekeren. Dat mensen na een orkaan van streek zijn, kan iedereen begrijpen. Het venijn zit hem in motregen, waaraan maar geen einde komt. Dan is het van ‘stel je niet aan’ en ‘loop gewoon door’. De sportarts wil Claudia graag helpen maar weet niet zo goed welke bloedbepalingen nog zinvol zijn. Hij is op de hoogte van de medische achtergrond van Henk en vraagt of die nog suggesties heeft.

Henk gaat op onderzoek uit, bestudeert artikelen op PubMed. Dan trekt hij de stoute schoenen aan. Hij mailt zijn longarts. Ofschoon deze met vakantie is, zegt deze direct toe een deskundige collega in te schakelen. Na korte tijd krijgt Henk via de longarts een bericht van een ‘superspecialist’. Zonder anamnese en onderzoek wil deze geen advies over ‘een prikprogramma’ geven maar de man voelt er niets voor om Claudia op zijn ‘eigen overvolle spreekuur’ te zien. Een opmerking over volgens hem onterechte onvrede over de eerdere behandeling is hiervoor een extra reden.

Het is alsof Henk door de grond zakt. Hij schaamt zich voor zijn longarts en zelfs voor zijn eigen dochter. De wereld is plots een stukje grauwer geworden. Nu weet hij het zeker: het gaat niet alleen om al dan niet juist handelen maar ook om al dan niet welwillend zijn. Die twee vallen niet samen. De sportarts herhaalt het bloedonderzoek. De uitslagen zijn gunstig. Het kan niet anders of het zal met Claudia de goede kant opgaan. Een betere troost bestaat er niet.

Omwille van de privacy zijn namen en traceerbare details veranderd.

Delen