Corona-virus: een dode scherpschutter?
Wereldwijd is het aantal COVID-doden inmiddels de drie miljoen al ruimschoots gepasseerd. En dan te beseffen dat de killer zelf geen levend wezen zou zijn. Dat kan er bij mij nog steeds niet in. In oktober 2020 deed een publicatie in het Virology Journal de nodige stof opwaaien: onder bepaalde omstandigheden zou de verwekker van COVID-19 op gladde oppervlakten tot 28 dagen kunnen ‘overleven’. Ja, het staat er echt: ‘survive’. En er werd ook over ‘survival rates’ gesproken. Maar kan iets wat überhaupt niet leeft wél overleven? Hoe moet ik dat zien? Ik wend mij tot prof. dr. Joep Galama, emeritus hoogleraar virologie aan het Radboudumc.
Laten we met onszelf beginnen. Mensen maken deel uit van het rijk der dieren. Volgens een wat verouderde maar nog vaak gebruikte indeling van álle leven op aarde, zijn er vijf rijken: dat van de dieren, planten, schimmels, bacteriën en een heterogene restgroep, waaronder o.a. amoeben vallen. Kenmerk van levende wezens oftewel organismen, is dat élk organisme een entiteit is met een eigen stofwisseling. De basiseenheid van leven is de cel. Bacteriën bestaan uit één cel zonder celkern. De oudste levensvormen op aarde – meer dan 3,5 miljard jaar geleden – waren oer-bacteriën, die zelfs in extreme situaties overleven.
‘We spreken over dé bacterie, dé schimmel en dé amoebe maar over hét virus’
Het uit het Latijn afkomstige woord ‘virus’ (gifstof) bestond al minstens vier eeuwen voordat deze ziekteverwekker onder de elektronenmicroscoop zichtbaar kon worden gemaakt. We spreken over dé bacterie, dé schimmel en dé amoebe maar over hét virus. Virussen hebben genen en evolueren, maar een virus is géén cel, heeft géén eigen stofwisseling en is daarmee dus ook géén organisme of levend wezen. Galama: “Virussen zijn samengesteld uit erfelijk materiaal (RNA en/of DNA afhankelijk van de virusklasse), dat stabiel verpakt is in een vehikel dat dit genoom beschermt. Het geheel bestaat minimaal uit eiwitten en nucleïnezuren, maar er zijn virussen die ook een membraan van lipiden bevatten. Het gaat om biologisch materiaal, i.c. macromoleculen die zijn samengevoegd tot een biologisch functionele eenheid, een virion.”
Virussen mogen dan geen levende wezens zijn, tijdens de huidige pandemie ontpopt het virus dat COVID-19 veroorzaakt zich tot wel degelijk als slimme scherpschutter. Of zie ik dat verkeerd? Galama: “Het virus is naar mijn mening dom (…). Maar virussen zijn zo talrijk in aantallen dat het succes grotendeels door die aantallen wordt bepaald. We ‘kennen’ in feite alleen de successen van een biologisch selectieproces, maar niet de veel talrijkere missers, de zogenaamde ‘dead-end mutaties (…). De energie (stofwisseling) wordt geleverd door de geïnfecteerde cel. De opname van het virus in de cel vindt plaats nadat het virus – passief – hecht aan een signaalmolecuul op het celoppervlak dat de cel activeert om het virus op te nemen. Vervolgens wordt het viraal genoom (complete verzameling erfelijk materiaal/is) afgelezen, vermenigvuldigd en vertaald in eiwitten en nieuwe virusdeeltjes. Het is dus een ingenieus samenspel tussen virus en cel: het virus stuurt naar de gewenste uitkomst. De cel gehoorzaamt, of niet (‘dead-end’).”
Biomassa bestaat uit stof van organische oorsprong. Van de totale biomassa op aarde wordt het grootste aandeel gevormd door eencellige organismen zonder celkern. Het rijk der dieren en rijk der planten leveren veel minder biomassa. De hoeveelheid stof die virussen leveren is kleiner dan de biomassa van eencellige organismen en groter dan die van het rijk der dieren en planten. Galama in ‘Virus en evolutie’ (NTvG): “Tezamen vormen alle virussen veruit het grootste reservoir van genetische diversiteit op aarde. (…) Virussen zijn lang beschouwd als ontspoorde cellulaire elementen met een parasitaire voortplanting: immers, zonder cel geen virus. (…) Recent onderzoek maakt aannemelijk dat virussen een cruciale schakel vormen in de evolutie van de cel. (…) Virussen, die vaak louter als vijanden van hun gastheer worden beschouwd, vormen daarmee uiteindelijk een drijvende kracht binnen de evolutie. (…) Een sluitende verklaring voor het ontstaan van leven op aarde is ver weg en waarschijnlijk niet realiseerbaar. De moleculaire biologie levert echter nieuwe inzichten die het mogelijk maken om ver in de tijd terug te gaan en de bron van het leven te naderen.” (*3)
Veel dank aan prof. dr. Joep Galama voor zijn medewerking