COVID-19 en de Inspectie

De inspectie kan ongenadig hard toeslaan. Dat weet ik helaas uit eigen ervaring. Rob Elens, huisarts in Meijel, kan hierover nu ook meepraten, ofschoon in zijn geval het contact met de inspectie in eerste instantie beperkt bleef tot een telefoontje. Op 8 april jongstledenl. sommeert een inspecteur, dat hij geen (hydroxy)chloroquine meer mag verstrekken aan patiënten die met het coronavirus zijn besmet; een ‘experimentele behandeling’ buiten onderzoekverband is immers verboden. In combinatie met het antibioticum azitromycine en zink zou Elens tien patiënten met milde COVID-19 hebben genezen.

Op de praktijksite van Elens staat onder het kopje ‘Nieuws’ een brief van 20 april 2020 aan de inspectie. Heeft de inspectie onderzoek gedaan naar het ziektebeloop van deze patiënten? Neen! Heeft de inspectie gevraagd naar een behandelprotocol? Neen! Heeft de inspectie gevraagd naar een onderbouwing van de behandeling met de coronacocktail? Nogmaals, neen! Maar binnen een half uur na het telefoontje staat er op de site van de inspectie wel een bericht over deze ‘kwalijke zaak’.

In zijn mede door twee apothekers ondertekende brief schrijft Elens: “We constateren dat de gehele procedurele gang van zaken van de inspectie zelf, niet aan de beginselen van behoorlijk bestuur voldoet; er is niet voldaan aan het zorgvuldigheids-, motiverings-, vertrouwensbeginsel. Dit is wat ons betreft een ernstige en kwalijke zaak aangezien uw instantie zelf belast is met de rol als toezichthouder in de Gezondheidszorg en Jeugd.”

Wanneer het gaat om de actualiteit, vis je met een Wob-verzoek zo altijd achter het net

Op 18 mei 2020 vraag ik door een beroep te doen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om het standpunt van de inspectie. Op 22 mei 2020 krijg ik een bevestiging, op 8 juni 2020 wordt gevraagd wat ik precies wil weten, op 11 juni 2020 vindt een zogenaamde verdaging van de beslistermijn met vier weken plaats, waarna ik niets meer verneem en steeds zélf aan de bel moet trekken. Dat doe ik op 22 juli 2020, 14 augustus 2020, 14 september 2020 en 30 september 2020. Als redenen voor de vertraging worden genoemd: de omvang van het dossier, de coronamaatregelen, de vakanties, de zienswijzetermijn en de intercollegiale afstemming, die alleen per mail of telefoon kan.

Tussen de aanvraag en het moment waarop ik dit schrijf zitten bijna vijf maanden. Een schril contrast met de voortvarendheid waarmee de inspectie bij Rob Elens handelde. Ik ken het argument van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: ‘sorry, meneer Schretlen, maar wij moeten met uw verzoek zeer zorgvuldig omgaan’. Maar van die zorgvuldigheid is bepaald geen sprake in de communicatie naar mij toe. Wettelijke termijnen worden overschreden. Dat wordt weliswaar inclusief excuses ruiterlijk toegegeven, maar hierna volgt geen verbetering. Op 15 oktober 2020 las ik dat Siebe Sietsma, journalist van Nieuwsuur, op Twitter ook zijn ongenoegen heeft geuit over de gang van zaken met betrekking tot Wob-verzoeken bij hetzelfde ministerie.

Dit trage beloop heb ik eerder meegemaakt, toen ik om gegevens van dezelfde inspectie vroeg. Zelfs toen mijn Wob-verzoek werd toegekend, kreeg ik nog niet de gevraagde documenten. Dat betekende een gang naar de bestuursrechter. Ik werd in het gelijk gesteld, maar ook hierna handelde de inspectie tergend traag. Wanneer het gaat om de actualiteit, vis je zo altijd áchter het net.

Op 19 mei 2020 meldde het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), dat er voor de werking van de ‘coronacocktail’ van Rob Elens geen bewijs was, terwijl er wel risico’s aan waren verbonden. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) nam dit netjes over. Op 10 oktober 2020 bericht de NOS echter dat er alsnog hoop voor hydroxychloroquine gloort. Uit een studie waarbij veertien Nederlandse ziekenhuizen waren betrokken blijkt dat bij patiënten die het middel kregen het risico om op de IC te belanden ruim de helft lager was. Verdient de verboden behandeling van Rob Elens toch nader onderzoek?

Delen