De laatste
Ik ruik het al wanneer ik de kamer binnenstap, maar hou mijn mond. Voor ik de bom laat barsten, moet er eerst sprake zijn van een goede arts-patiëntrelatie.
“Goedemorgen, meneer K. Heeft u wat kunnen slapen?”
De man in het bed kijkt me met bloeddoorlopen ogen aan. Niet verbazend, als je bedenkt dat hij om drie uur vannacht op de behandeltafel van de interventiecardioloog lag.
“U heeft een flink hartinfarct doorgemaakt”, vervolg ik. Ik hoop de ernst van de situatie hiermee nog eens te benadrukken. Veel patiënten op de hartbewaking lijken niet te beseffen hoe dicht bij de afgrond ze zich hebben bevonden. Zodra hun vaten zijn gedotterd en de pijn op de borst is verdwenen, vragen ze zich alweer af wanneer ze naar huis mogen.
Ook de heer K. haalt achteloos zijn schouders op. “Ik voel me kiplekker, dokter.”
“Een hartinfarct is niet niks”, zeg ik. “Dat zult u waarschijnlijk wel merken als u zich gaat inspannen. Daarom is het belangrijk dat we u helpen om weer in een zo goed mogelijke conditie te komen. Met medicijnen om u cholesterol en bloeddruk te verlagen. Maar u zult ook onder medische begeleiding moeten gaan sporten. Wat vindt u daarvan?”
De heer K. is de voorbeeldigheid zelve – in ieder geval qua intenties. “Als u dat nodig vindt, dokter, natuurlijk.”
“Ik denk dat het belangrijk is dat we er samen alles aan doen om te voorkómen dat u opnieuw een infarct krijgt”, zeg ik. Natuurlijk kan ík helemaal niet zo veel doen, behalve volgens protocol ‘de gouden vijf’ medicijnen voorschrijven.
Ik weet echter dat het saamhorigheidsgevoel is overgekomen, als de heer K. mijn opdrachten op zijn vingers aftikt. ‘Medicijnen, sporten… Is er verder nog iets wat ik moet doen om weer gezond te worden, dokter?’
Tijd voor de bom.
Ik haal diep adem en zuig mijn longen vol met de nicotinelucht die om de heer K. heen hangt. “Als ik me niet vergis, bent u een roker…”
Mijn patiënt schudt verwoed zijn hoofd en even ben ik bang dat ik, ondanks mijn doordachte strategie, toch te snel over dat roken ben begonnen. Het is verbazingwekkend hoe zeer sommige patiënten die gewoonte willen beschermen.
Maar de heer K. is nog voorbeeldiger dan gedacht. “Ik ben gestopt, dokter”, zegt hij. “Die van vannacht was de laatste.”
Ik glimlach. De intentie is er in ieder geval – en dat is voor vandaag al heel wat.