De snijzaal
Of ik even coassistenten op de snijzaal wil begeleiden. ‘Ja, leuk.’
Van de operatiekamer of polikliniek naar de hechtcursus of snijzaal; mijn chirurgische kennis en ervaring komt in elk geval nog goed van pas. Bovendien heeft mijn professionele doelgroep een verjongingskuurtje ondergaan, want ik werk nu met bachelor- of masterstudenten geneeskunde.
Vanaf het vierde jaar wordt de student geneeskunde omgedoopt tot coassistent om zo het echte doktersvak in en buiten de kliniek te leren. Tijdens het coschap chirurgie komen ze ook op OK te staan om de chirurgische anatomie te leren. Later op een terugkomdag op de snijzaal worden de operaties nog eens besproken. Het is mooi om te zien hoe de coassistenten elkaar dan zelf ook onderwijs geven.
Voor mijn gevoel was ik ook nog niet zo lang geleden student geneeskunde.
Na twee jaar anatomie vanuit de boeken te hebben geleerd, mochten we de snijzaal op. Per vier studenten kregen we gedurende een heel jaar een lichaam op de snijzaal tot onze beschikking. Mijn groepje kreeg een vrouwelijk lichaam, geschatte leeftijd 75 jaar. Omdat we toch een heel jaar met en aan haar zouden werken, hadden we haar Anna genoemd.
Anna was slank. Dat werkte wel zo prettig, want de anatomie kwam goed in beeld. De eerste keer snijzaal was wel wennen, maar daarna voelde het vertrouwd. Het enige dat niet wende was de geur. We hebben meerdere potten Vicks onder onze neus gesmeerd. Ik kan die indringende geur nog zo oproepen. Na dat jaar namen we respectvol afscheid van Anna, ze had ons veel geleerd.
“Ik vond al dat ze nogal stil was”
Na die snijzaalervaring vond ik mezelf wel klaar om aan de operatietafel te mogen staan.
Ik verheugde me er echt op om als co bij de chirurgie te mogen starten. Het coschap startte op een maandagochtend. Ik had weinig geslapen, want het was toch wel spannend. Bovendien startte ik de dag met een lege maag, want ik kreeg geen hap door mijn keel.
Zonder dat ik het wist, had ik hiermee de twee gouden regels voor beginnende coassistenten chirurgie geschonden: moe en met een lege maag steriel gaan staan. Deze combinatie heeft namelijk een bijna 100 procent voorspellende waarde om flauw te vallen.
Ik vormde geen uitzondering op deze regel. Ik deed hard mijn best om een operatiehaakje vast te houden en ik probeerde me te concentreren om op het bankje te blijven staan. Ik moest op een bankje staan, omdat ik wat minder lengte had dan de superviserende chirurg.
Echt, ik stond amper tien minuten aan tafel, toen het gebeurde.
Vaak wordt flauwvallen voorafgegaan door klam aanvoelen en zwart voor de ogen zien, maar die fase had ik gemist. Voor ik het wist lag ik op de grond.
Mijn supervisor hoorde ik op de achtergrond zeggen: ‘Ik vond al dat ze nogal stil was.’.
Na dit voorval heb ik zelfs tijdens mijn assistententijd nooit met een lege maag aan de OK-tafel gestaan. Slaaptekort daarentegen is iets dat bij het (studenten)leven past, dus die variabele factor kan ik niet controleren.
Ik vertel mijn flauwvalverhaal nu ook wel eens aan de startende co-assistenten die er nogal benauwd uitzien. En als het me lukt om een lachje om hun trillend lipje te toveren, dan is mijn missie geslaagd. Ik geloof dat het werkt als we als supervisors en docenten onze imperfectie tonen, dat maakt herkenbaar en dat helpt.