De wal keert het schip

In 2013 heb ik een stuk gepubliceerd in Medisch Contact over het gebrek aan professioneel geregelde steun, vooral op het emotionele vlak, voor artsen.

In de nasleep van dat artikel heb ik eens uitgezocht wat een kennis die vaatchirurg was allemaal te doen had. Ik ga u niet vervelen met een opsomming, maar het bleek dat hij voor slechts ongeveer 40 procent van zijn taken daadwerkelijk tijd in zijn agenda had. Het zal u niet verbazen dat dat direct patiëntgebonden zaken waren. Poli, OK-tijd, ic-bespreking: u kunt het zich voorstellen want dat zijn declarabele uren. Daarmee was zijn agenda vol. En alle andere taken, zoals AIOS begeleiden, artikelen schrijven, subsidie-aanvragen schrijven, DICA-registraties bijhouden, budgetbesprekingen bijwonen, stafvergaderingen, dat was allemaal vrijetijdsbesteding. Hard werken, maar hij had er lol in, hij verdiende een hoop geld en hij kon veel overlaten aan assistenten, het secretariaat en ander ondersteunend personeel.

Maar als ik mijn collega’s die in ziekenhuizen werken nu spreek, is het sindsdien alleen maar slechter geworden. Nu is er gebrek aan bijna alle vormen van ondersteuning.

Dat is geleidelijk gegaan. Toen ik AIOS was in een UMC, was het in het eerste jaar van mijn opleiding zo dat je een aanvraag invulde om een CT-scan te laten maken. De poli-assistente verwerkte het formulier, en zonder morren werd binnen een redelijke tijd die scan gemaakt. In het tweede jaar veranderde dat. Het uitschrijven van de aanvraag bleef natuurlijk, maar ik moest nu de radioloog opbellen om hem uit te leggen waarom ik die scan nodig vond. Dat stond weliswaar op het formulier in de vraagstelling, maar toch.

In het derde jaar was bellen niet meer voldoende. Als ik een CT-scan wilde laten maken, moest ik met de aanvraag in de hand naar de afdeling Radiologie lopen, om het formulier daar af te geven en ter plaatse toelichting te geven. Tegelijkertijd namen de polikliniekassistenten in aantal af. De rationale van deze verandering is mij altijd ontgaan. Misschien was die er ook wel niet. Waarom is het effectiever een duur betaalde arts heen en weer te laten lopen naar een andere afdeling met een velletje papier in zijn hand, dan gewoon doen wat er via dat formulier gevraagd wordt? Of worden AIOS uit een ander potje betaald, zodat zij niet, maar de secretaresses wél op de exploitatie drukken? Je vraagt het je af.


“Andere taken, zoals AIOS begeleiden, artikelen schrijven, subsidie-aanvragen schrijven, DICA-registraties bijhouden, budgetbesprekingen bijwonen, stafvergaderingen, dat was allemaal vrijetijdsbesteding”

Dat was het papieren tijdperk. Nu zijn de zegeningen van het EPD over ons uitgestort. Ik heb de introductie daarvan als longarts meegemaakt. Twee dingen vielen mij destijds op. Ten eerste leek het EPD ontworpen door mensen die slechts zeer zijdelings kennis hadden van de medische en verpleegkundige praktijk, en ten tweede zaten de handige snufjes – want die waren er ook – niet in de basisversie, maar in een uitbreidingsmodule. En die had het ziekenhuis dan juist niet aangeschaft, want het was allemaal toch al zo duur. Met een gevolg lijkend op wat ik hierboven schreef: de arts moet onevenredig veel moeite doen om iets gedaan te krijgen omdat het faciliteren en ondersteunen van die dokter als geldverspilling wordt gezien.

Je kunt over het EPD avondvullend klagen, en dat is uitermate bevredigend, maar het is natuurlijk verschrikkelijk dat degenen die elke dag met dat dossier moeten werken nauwelijks invloed hebben op hoe het gebouwd wordt.

Recent stond in Medisch Contact een beschrijving van iemand die de witte jas definitief uittrekt. Het bewerkelijke EPD komt langs, inderdaad. Maar dat is niet enige. De fusie tussen ziekenhuizen geeft onrust en kost veel energie, secretariële ondersteuning is wegbezuinigd, een zieke collega kan niet vervangen worden omdat er geen waarnemer te krijgen is, maar een collega die ontslag neemt, wordt evenmin vervangen. Er zijn te weinig arts-assistenten, de specialisten doen weer 24-uursdiensten. Terwijl die voor AIOS juist afgeschaft zijn, omdat de kwaliteit van de zorg eronder lijdt als de dokter te lang achter elkaar wakker is.

De kwaliteitsregistraties kosten veel tijd – vooral omdat het EPD niet zo gebouwd is dat je de nodige informatie er makkelijk uit kunt halen. De patiënten zijn zieker dan vroeger, hebben vaak meerdere aandoeningen tegelijk, en hebben (overigens volkomen terecht) behoefte aan Samen Beslissen. De collega die dit opschrijft vertrekt uit de medisch specialistische zorg, met diep verdriet, maar ziet geen andere mogelijkheid. Haar welzijn, dat van haar gezin en haar gezondheid lijden onder het vak. Wat mij opvalt: deze collega heeft een specialisteninkomen. En dat is veel geld. Toch is dat zeer hoge inkomen niet voldoende om haar te doen aanblijven.

Dat laatste geeft mij de overtuiging dat ‘meer geld’ in de zin van een hoger salaris geen wezenlijke oplossing is. De afgelopen 20 jaar, misschien al langer, is de werkdruk in absolute zin toegenomen. De redenen staan in het geciteerde praktijkperikel. Tegelijkertijd is de mogelijkheid het vak zo uit te oefenen dat het strookt met je eigen professionele standaarden afgenomen. Door de werkdruk raakt het gevoel met elkaar goede dingen te doen, verbonden te zijn, een vakman te zijn, deel van een groter geheel te zijn steeds verder uit beeld. En dat geeft gevoelens van eenzaamheid, er alleen voor staan, waardoor de werklast nog zwaarder gevoeld wordt. Met meer geld zijn deze zaken niet beter te verdragen.

De wal gaat het schip keren. Het vak is veranderd, de eisen zijn veranderd, de autonomie van de professional is aangetast en dan moet de grote golf van de vergrijzing nog komen. Het wordt dringend nodig dat de medische professionals op vorm en inhoud van hun werk voor zichzelf gaan zorgen. Zoals er nu gewerkt wordt, is niet houdbaar.

Delen