De zon brandt zichzelf voor ons

Tijdens een wandeling wil de vijftienjarige Daxwaz weten of ik van poëzie houd. Zijn vraag overvalt mij. Het brein van deze puber uit Irak lijkt vooral gevuld met toekomstdromen, waarin voor gedichten geen plaats lijkt te zijn. Ik verberg mijn verbazing en zeg dat ik graag poëzie lees. ‘Schrijf jij zelf ook gedichten,’ luidt zijn volgende vraag. Ik vertel dat er inderdaad een gedichtenbundel van mij is verschenen maar dat mijn poëzie niet zo bijzonder is. Dan is het ijs gebroken. Bijna als een bekentenis zegt Daxwaz dat hij zelf niet alleen graag gedichten leest, maar ook schrijft.

Bijna twee maanden later ontmoet ik de jongen opnieuw. In deze periode krijg ik een opmerkelijk verhaal over hem te horen. Een oom van Daxwaz was dichter. Toen hij dodelijk verongelukte kreeg de familie te horen dat deze man herboren zou worden. Dat zou zijn gebeurd in Daxwaz. De overeenkomst tussen beiden beperkt zich niet tot de liefde voor poëzie. De aimabele jongen zou hetzelfde karakter als zijn oom hebben. Vooral zijn kalmte valt op.

Ik geef Daxwaz een schrift om invallen te noteren. De kans dat hij dit zal doen acht ik echter klein. Op zijn mobieltje zal vast en zeker een digitaal notitieboek staan. Wanneer we elkaar treffen, huiver ik of ik naar het schrift zal vragen. In mijn puberteit vond ik het helemaal niet leuk om anderen mijn gedichten te laten lezen. Daxwaz heeft er echter geen enkele moeite mee. Hij haalt het schrift. De eerste pagina begint met drie poëtische regels die mij direct raken:

verbrand jezelf niet voor iemand

want de zon brandt zichzelf voor ons

en we houden nog steeds van de maan

Ik ben verbijsterd. Daxwaz is nog geen jaar in Nederland. Hij kan zich redelijk in het Nederlands redden maar daar houdt het mee op. ‘Heb jij dit geschreven’, vraag ik hem voor de zekerheid. Hij knikt. Ik vraag of ik hiervan een foto mag maken. De jongen vindt het goed. Ik ben niet de eerste die zich verbaast over zijn passie voor poëzie. Daxwaz is leerling van de Internationale Schakelklas. Tijdens de wandeling vertelde hij dat een docent hem had uitgenodigd om over poëzie te spreken.

In de puberteit snijdt een mes dieper. Niet omdat het mes scherper is maar vanwege de tere huid. In het Nederlands zeggen wij dat ‘het zonnetje schijnt’ of ‘achter de wolken schijnt de zon’. Maar ‘schijnen’ is wel een zeer zwakke weergave van hetgeen op de dichtst bij de Aarde staande ster gebeurt. Het woord ‘branden’ benadert dit veel beter. Een brand is heftig. Bij brand gaat iets voor altijd verloren. Dat maakt de eerste zin ook tot een krachtige waarschuwing. Maar voor wie is deze bedoeld?

In de cruciale middelste regel staat niet ‘want de zon (ver)brandt voor ons’ – zonder zon is er geen leven – en evenmin ‘want de zon brandt zichzelf aan ons’ – hij heeft zich op de mensheid verkeken – maar ‘want de zon brandt zichzelf voor ons’. Dat maakt dit zinnetje van zeven woorden heel intrigerend. Hiermee kun je immers verschillende kanten op. Offert de zon zich voor ons op? Zo ja: waarom zou de zon dat doen? De laatste regel komt over als een troostrijke constatering. ’s Nachts wordt het donker maar er blijft een lichtpunt. Het licht van de zon weerspiegelt zich in de maan.

Laten we bij de jonge dichter op bezoek gaan. Maar zelfs wanneer je het adres kent, valt dat niet mee. Tussen twee groene cordons die het zicht naar beide kanten belemmeren loopt langs weilanden een smalle weg. De eigenaar van een ‘pensionstal’ waarschuwt passanten in o.a. Arabisch voor waakhonden. Wanneer je dat bord ziet weet je dat de locatie waar Daxwaz woont dichtbij is. Bij de noodopvang – daar moeten we zijn – wordt een volledig deel van het hekwerk in beslag genomen door een reclamebord van het bedrijf ‘Europe Top Security’.

Jouw komst en vertrek worden minutieus genoteerd. In witte barakken wonen driehonderd asielzoekers en statushouders. Het domein van Daxwaz is niet veel groter dan zijn bed en wat bergruimte in de kast op een kamer die hij al bijna elf maanden met twee volwassenen deelt. Bedekte ramen voorkomen naar binnen glurende blikken. Eigenlijk hoeven we Daxwaz niets te vragen. Hoe klein zijn eigen plekje in het ondermaanse bestaan ook is, in zijn poëzie heeft hij onbelemmerd zicht op het universum.

Naschrift:

Daxwaz heeft in Nederland nog geen verblijfsvergunning. Ik weet dat hij in Irak en op de vlucht naar Nederland veel heeft meegemaakt. De jongen praat er niet over. Op een recente ontmoeting met hem tref ik ook zijn vijf jaar oudere landgenote Holya Khalaf. Zij heeft haar ervaringen verbeeld in schilderijen en geeft mij toestemming om er één bij deze blog te plaatsen.

Delen