Die ene patiënt

Er zijn patiënten die je nooit vergeet. Ellen de Visser heeft er een boek over geschreven, ‘Die ene patiënt’, in 2021 voorzien van een corona-update. Laatst moest ik weer denken aan mijn ‘ene patiënt’. Een patiënt van wie ik de naam nooit heb geweten, en met wie ik geen woord heb gewisseld.

Ik was in opleiding tot longarts en dat jaar deed ik de consulten op de intensive care. De intensivisten hadden gevraagd of ik een bronchoscopie wilde doen bij een van de beademde patiënten, een man met een longontsteking rechts. Die longontsteking reageerde niet op de ingestelde behandeling, en dan is het verstandig om in de luchtwegen te kijken of alle luchtwegen wel goed open zijn. Hij was van middelbare leeftijd, en afkomstig uit een instelling in de buurt. Vroeger zou je zwakzinnigenzorg zeggen.

De IC-verpleegkundige en ik zetten alles klaar voor het onderzoek, en ik maakte een opmerking over de ijsmuts die boven het bed hing. “Ja”, zei de verpleegkundige, “die hebben zijn verzorgers opgehangen. In het tehuis heeft meneer zijn muts dag en nacht op. Zonder zijn muts is hij zichzelf niet en ze hebben die muts zo opgehangen dat, als hij zijn ogen opendoet, hij die muts als eerste zal zien. Maar hier houden we hem voorlopig in slaap.” Ik vond dat een liefdevol gebaar van die verzorgenden.

Bij bronchoscopie bleek dat in de stambronchus een stuk hard plastic, waarschijnlijk van een speelgoedje, klem zat. Dat was de reden dat de longontsteking niet opklaarde.

Toen dit eenmaal was vastgesteld, kwam een dag later de tweede vraag van de intensivisten: kunnen jullie met een bronchoscoop dat stuk plastic uit zijn luchtweg halen? Dat leek niet onmogelijk, maar was zeker niet eenvoudig te doen. In elk geval was het uitgesloten dat ik of een van de andere assistenten in opleiding dat zouden proberen. Een van de stafleden wierp zich op. Er werd druk overleg gepleegd. Wie moesten stand-by staan voor als er een complicatie zou optreden? Veel artsen: intensivist, anesthesioloog, thoraxchirurg, longarts. Geleidelijk aan verspreidde zich door het ziekenhuis het nieuws dat er iets bijzonders stond te gebeuren op de IC, en het was er stampvol. De anesthesist had een coassistent meegenomen.

‘Geleidelijk aan verspreidde zich het nieuws dat er iets bijzonders stond te gebeuren op de IC’

De scopie begon. Een beetje giechelige sfeer, die opeens omsloeg toen de patiënt een hartstilstand kreeg. Er werd direct begonnen met reanimatie, maar na 20 minuten was er geen hartactie, geen bloeddruk. Hij was dood.  Alle acties werden gestopt en iedereen draaide zich op zijn hakken om en liep weg. De coassistent zag zo wit als een doek. Hij kreeg een por van de anesthesist: “Ik zei je toch dat je vandaag spannende dingen zou meemaken! Kom op, we gaan naar de volgende.” En ook zij vertrokken.

De overledene lag verkreukeld in het bed. Niemand keek om. Zijn ijsmuts hing nog waar zijn verzorgers die hadden opgehangen. De zorg van de mensen uit het tehuis, voor wie deze meneer iemand was die met liefde en respect werd omringd, in schril contrast met hoe kil en instrumenteel er zojuist gereageerd was op zijn overlijden. Ik voelde me ontdaan en in de war, en om me een houding te geven begon ik de instrumenten en materialen die bij de bronchoscopie gebruikt waren te verzamelen, om ze op onze eigen afdeling schoon te maken.

Over dit hele voorval is nooit meer gesproken. Ik zou toen ook geen woorden gehad hebben. Maar iederéén zweeg, niemand vroeg iets, niemand kwam erop terug. Ik denk nog wel eens aan deze patiënt. En aan die coassistent.

Delen