Diversiteit en inclusie

Onlangs vierde de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VNVA) haar 90-jarig bestaan met het Lustrumcongres ‘Verbinding door diversiteit’. Het werd als vanouds een inspirerende dag, vol oude en nieuwe, warme ontmoetingen. Sinds de oprichting zijn er vrouwenrechten bevochten en behaald. Deze blijken echter niet zomaar voor lief genomen te kunnen worden. Ze behoeven voortdurend aandacht, bescherming en waar nodig verbetering. De combinatie met het onderwerp diversiteit leidde bij mij tot de volgende mijmering.

Discriminatie heb ik persoonlijk altijd een lastig onderwerp gevonden. De realiteit is dat ik bij geboorte al was uitgesloten van 4 van de 7 vinkjes van Joris Luyendijk.

Of er sprake is van bewuste of onbewuste discriminatie zuiver op gender, ras, cultuur, sociale klasse en/of godsdienst is, uitzonderlijke gevallen daargelaten, niet altijd even glashelder. Dat maakt dat het trekken van ‘de discriminatiekaart’ al snel op een zwaktebod lijkt, en los daarvan, je bereikt er in praktijk zo weinig mee.

Natuurlijk zijn er momenten waarbij je je wenkbrauwen kan fronsen.

Te stil als je niets te melden hebt, te overheersend als je wel wat te melden hebt, te klein voor de opleiding radiologie, te zachte stem of te lang van stof voor het voorzitterschap, te ‘activistisch’ voor een landelijk bestuur, ‘zijnde een lief meisje’ te kritisch als staflid, maar te aardig als toezichthouder, uit de ‘verkeerde’ etnische cultuur voor een zichtbare plek in de politiek en als je met iemand met hetzelfde etnische uiterlijk staat te praten, ben je aan het klitten als groep. Een paar voorbeelden, waar je kan vermoeden dat een paar vinkjes meer, wel fijn was geweest. Maar je het nooit helemaal zeker zal weten.

“Wellicht het meest pijnlijke scenario om vast te stellen, een afwijzing omdat je bent wie je bent”

Er is immers altijd nog het grote grijsgebied, waar bepaalde aangevoerde vaardigheden en handelswijzen deels nog als legitiem argument gezien kunnen worden met betrekking tot de functie in kwestie, en dus los van de persoon staan. Met andere woorden: de argumenten zouden ook bij een Joris Luyendijk naar voren zijn gebracht, of als het om een stereotypische ‘vrouwentaak’ gaat, ook bij een vrouw een issue zijn.

Het kan echter ook gewoon nog aan jezelf liggen als persoon. Wellicht het meest pijnlijke scenario om vast te stellen, een afwijzing omdat je bent wie je bent, dan wel omdat je je anders gedraagt dan men op grond van bijvoorbeeld je uiterlijk of achtergrond wenst of verwacht. Men je gewoon niet mag, te min acht of het niet gunt en je buiten de ‘groep’ plaatst.

Naast genoten opvoeding en opleiding, zal iemands gender, ras, cultuur, sociale klasse en of godsdienst ongetwijfeld ook iemands denken en handelen beïnvloeden. Alhoewel niet eenduidig te voorspellen in hoeverre en hoe, wel vaak uitgangspunt voor het verwachtingspatroon over en weer, zoals enkele genoemde voorbeelden suggereren.

“C’est la vie”

Kritische kanttekeningen plaatsen bij ideeën van bestuurders, management en of adviseurs lijkt in de zorg ook te schuren met het verwachtingspatroon. Het wordt al snel als onaangenaam ervaren, ook binnen de groep zelf. Meebewegen, ook al is het in de verkeerde richting, blijft het makkelijkst en veiligst. Tegenwicht geven maakt je ongeliefd. Ondanks dat vele zorgverleners het steeds moeilijker hebben, blijft de doorsnee zorgverlener zich dan ook braaf schikken naar wat anderen hen opleggen, terwijl de oproep tot een broodnodig tegengeluid inmiddels van buiten het zorgveld komt.

Opgevoed zijn met het idee dat als je maar je best doet, je bijna alles kan bereiken en dat misstanden aankaarten en rechtzetten beter is dan klagen, vormt een goede bodem voor veel teleurstelling als ook voor veel goeds, met of zonder de vinkjes van Joris. C’est la vie.

Delen