Doe maar

04s-2014p007b

Anna Verhulst is zesdejaars geneeskunde in Maastricht

Ik bel met een specialist om te overleggen over een patiënt, die ik net op de eerste hulp heb gezien. Als de specialist opneemt, stel ik me keurig voor. Na twee weken op zijn afdeling verwacht ik nog niet dat hij weet dat de nieuwe co-assistent Anna heet. Of dat er überhaupt een nieuwe co-assistent is. Zoals de ongeschreven etiquette voorschrijft, vraag ik netjes of ik een patiënt mag bespreken.

“Ik zit in een vergadering. En als jij het doet, gaat het vast heel lang duren hè?”, krijg ik als antwoord. Ik twijfel. Het makkelijkste zou zijn om nu snel de telefoon door te schuiven naar de specialist in opleiding, die naast me mee zit te luisteren naar het gesprek. Maar nee: ik ben verdorie een co-assistent en geen chimpansee. Ik moet dit ook leren, en hij moet het er maar mee doen. “Nee hoor, dat valt wel mee denk ik”, antwoord ik liefjes.

‘Als ik klaar ben, houd ik mijn adem in’

“Vooruit, zeg het maar dan”, bromt het aan de andere kant van de lijn. Zo kort en bondig mogelijk vertel ik over de klachten van de patiënt, de uitslagen van onze onderzoeken en de voorgestelde behandeling. Als ik klaar ben, houd ik mijn adem in. Heb ik te veel van zijn tijd in beslag genomen? Of ben ik juist belangrijke dingen vergeten te vertellen? Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Dan antwoordt hij: “Prima. Doe maar.” Geen moeilijke vragen over de testuitslagen, geen aanvullingen op ons plan. Ik ontspan en adem uit. Dichter bij een compliment gaat het niet komen bij deze specialist. Ik moet het er maar mee doen.

Deze column verscheen eerder in Observant, universiteitsblad van Universiteit Maastricht.

Delen