Duiktoren
Op de oproep of er ooit tijdens uw vakantie een beroep op u is gedaan als zorgprofessional, kwamen tal van verhalen binnen. U leest ze hier in de reeks Dokter in de buurt?
Tekst: Jois van den Bosch-Merkx | Beeld: Tamar Smit
Vakantie aan het Lago Trasimeno, in 2017: na een uitstapje met het gezin zagen we bij terugkomst een hoop tumult op de kade. Bij de duiktoren op het meer zat een vrouw met een kind. Een campinggast vertelde dat het jongetje van bovenaf achterover van de toren was gevallen. Ik heb nog nooit zo snel gezwommen, binnen anderhalve minuut was ik bij de ponton.
Het jongetje was hysterisch, maar aanspreekbaar. Tegen zijn moeder heb ik gezegd dat ze hem neer moest leggen. Er begon bloed uit zijn linkeroor te stromen. Ik dacht: dit is foute boel. Met mijn man had ik een handcode afgesproken als hij de ambulance moest bellen; ik heb direct mijn hand opgestoken. We krijgen het jongetje niet rustig, hij blijft roepen en kronkelen.
Na 15 minuten op mijn buik liggen om hem te stabiliseren, komt de life guard van het zwembad. Ik vraag of hij een rescue board heeft, zodat we hem naar de kade kunnen vervoeren. Helaas niet. Dan komt er een boot met een groot kussen dat we als zonnescherm kunnen gebruiken. Na 25-30 minuten is de ambulance er. De boot racet naar de haven om de broeders naar de ponton te brengen.
Ik begin te tellen, maar zij beginnen hem al te draaien. Mijn maag keert zich om
De broeders willen het jongetje draaien en bewegen om te onderzoeken. Ik zeg het niet te doen. Na veel herhalingen begrijpen ze het en willen hem stabiliseren. Maar zoals wij het in Nederland doen, met zijn drieën iemand draaien op de tel, is daar niet aan de orde. Ik houd zijn nek vast, iemand pakt zijn benen. Ik begin te tellen, maar zij beginnen hem al te draaien. Mijn maag keert zich om. Dus ik reageer gelijk door mee te draaien. Eenmaal op de plank ligt hij veilig. Eindelijk kan hij naar de haven. Ik zit van onder tot boven onder het bloed. Iedereen wil dingen aan me vragen. Mijn man zorgt dat niemand me stoort.
De volgende morgen komt de moeder naar me toe. De schedelbasis van het jongetje is verbrijzeld, vermoedelijk is de binnenkant van zijn linkeroor volledig kapot. Hij wordt kunstmatig in slaap gehouden. Uit het verhaal van de moeder blijkt dat ze niet snapt welke gevolgen dit kan hebben. Mijn tranen komen. Ze vertelt dat ze eigenlijk vandaag, zaterdag, naar huis zouden gaan. Ze geeft aan dat haar zoontje mogelijk die middag of volgende dag met een helikopter naar Nederland mag. Ik word duizendmaal bedankt. Zondag proberen ze zijn sedatie te verminderen, hij begint wild om zich heen te slaan. Hierdoor wordt hij meteen weer terug in coma gebracht. Er volgen meer onderzoeken. Na zeven dagen is hij veilig uit coma, maar weet niet meer wat er is gebeurd.
Na 14 dagen gaan de ouders tegen het advies van de artsen in met hem terug naar Nederland. Vliegen gaat niet, dus met de auto, maar de artsen vinden de hoogteverschillen in de Alpen te gevaarlijk. Toch gaan ze. In december blijkt zijn oor op de hoge tonen na helemaal hersteld. De ontstekingen en zwellingen in zijn gehoorgang zijn weg. Hij gaat weer naar school, maar is nog erg vermoeid. Helaas heb ik na dit contact niets meer gehoord.
Jois van den Bosch-Merkx (39, fysiotherapeut)