Noodlanding Ankara

Op de oproep of er ooit tijdens uw vakantie een beroep op u is gedaan als zorgprofessional, kwamen tal van verhalen binnen. U leest ze hier in de reeks Dokter in de buurt?

Tekst: Hans van den Hoogen | Beeld: Tamar Smit

 

Voorjaar 2018, tijdens de terugvlucht na een vakantie met mijn vrouw op Bali, wordt na een paar uur vliegen – de nacht is begonnen – gevraagd of er een dokter aan boord is. Ik meld mij en wordt naar de pantry achterin de cabine geleid. Een verwarde man, een Duitser van 60, wilde de deur openen en uitstappen. Zijn vrouw en een paar mensen van de bemanning hebben dat voorkomen en hem in de pantry gekregen.

De gezagvoerder heeft contact gehad met Amsterdam en ze mogen hem Haldol geven. Maar hij weigert iets te nemen. Tegelijk is hij nu ook weer niet zo gevaarlijk onrustig dat ze dwangmaatregelen kunnen nemen. Vraag aan mij is of ik hem wil bepraten om hem daartoe over te halen of op een andere manier rustig te krijgen. Niemand wil immers het risico lopen dat hij echt aan een deur gaat morrelen.

Ik praat in mijn beste Duits met hem. Hij wordt rustiger maar wil echt niets innemen. Uiteindelijk gaat de man op een stoel zitten en komt er een steward die Duits spreekt. Deze blijft met hem achter en gaat proberen hem iets te laten drinken (met het idee in het 2e kopje toch stiekem de Haldol toe te dienen). Ik ga weer op mijn plaats zitten.

Niet veel later komt de steward vragen of je proeft of er Haldol in je koffie zit. Ik antwoord dat ik denk van niet. Het is gelukkig ook niet nodig. De man wordt terug naar zijn plaats geleid, direct achter ons blijkt. Hij is weer rustig en wil slapen.

Kort daarna tikt de vrouw van de man mij op de schouder dat het niet goed gaat. De man is bleek, zweterig, zoals iemand met een infarct. Samen met de steward tillen we hem naar een stoel achterin bij de pantry. Op de stoel zittend ademt hij amper. Ik wil de bloeddruk meten en een bemanningslid komt met een elektronische meter. Maar goed ook, want aan een stethoscoop heb je niets in een vliegtuig, blijkt later; je hoort alleen de motoren.

Aan een stethoscoop heb je niets in een vliegtuig; je hoort alleen de motoren

De bloeddruk is amper te meten, 70/30? Hij ademt amper. ‘Wat nu? AED?, wordt gevraagd. Kan dus wel aan boord. Op de grond in de pantry kan hij net liggen. Met een metalen koffer zijn onderbenen omhoog gelegd. Blouse open, zodat ik aan zijn buik kan zien of hij ademt. De goed Duits sprekende steward aan zijn hoofd, ik aan zijn voeten. Naast hem is vrijwel geen ruimte. Net buiten de pantry een paar bemanningsleden en zijn vrouw. Achteraf hoor ik dat het zo fijn was dat ik rustig bleef. Zo voelt ’t niet.

De AED wordt gebracht en ook een fles zuurstof. Met de zuurstof, liggend met de onderbenen op het kistje, komt de ademhaling weer wat op gang en stijgt de bloeddruk naar 110/70. Hij blijft buiten bewustzijn, reageert enkel soms met wat bewegen van hoofd op aanspreken.

‘Wat nu dokter, moeten we gaan landen?’ Jemig. Ik ben dokter in een dorp. Dat weet ik niet. Of ik met Amsterdam wil overleggen? Goed idee, maar dan moet ik wel naar de cockpit en hem bij de steward achter laten. Waarop hij moet letten? Als hij niet meer ademt AED aanleggen. En op een draf achter de stewardess aan die tussen de stoelen door de donkere cabine naar de cockpit rent. In de cockpit conference call met Amsterdam, piloot en co-piloot. Op basis van wat er is gebeurd moet ik, denk ik, uitgaan van een hartinfarct. Maar weet ik dat zeker genoeg om een vliegtuig te laten landen? Dan stelt de co-piloot de verlossende vraag. ‘Wat zou je doen in je eigen praktijk? De ambulance bellen’. Dan gaan we landen.

Het wordt een landing in Ankara, nog 20 minuten vliegen. De piloten zetten alles in het werk wat hiervoor nodig is. Net als personeel in Amsterdam die alternatieven moeten gaan regelen voor de meer dan 100 mensen die hun aansluitende vlucht zullen missen.

Op de terugweg vanuit de cockpit loop ik langs mijn vrouw die op de hoogte te wordt gehouden door een stewardess. De man lijkt nu redelijk stabiel in ademhaling en bloeddruk. Hij blijft buiten bewustzijn, bleek, klam. Op mijn vragen blijkt er ook een formulier te zijn waarop ik mijn bevindingen kwijt kan ten behoeve van de overdracht naar de Turkse arts.

Ik vind het toch prettig dat de arts bevestigt dat we terecht geland zijn

Bij de landing nog even een moeilijke vraag. Moet de man blijven liggen? Ja, hij kan zo niet in een stoel. De piloot wordt hierover ingeseind. Een steward gaat achter de man zitten en houdt hem met zijn voeten zoveel mogelijk tegen. Ik ga heel even, tijdens de touchdown, op een stoeltje zitten met de rug naar de cockpit. Het gaat goed. We staan amper stil en er komt een arts en een tweetal mensen van het grondpersoneel aan boord. Ik vind het toch prettig dat de arts bevestigt dat we terecht geland zijn. De man wordt vrij snel op een stuk zeil naar buiten gedragen. Zijn vrouw vraagt nog even of het goed zal komen. Hij is nu in goede handen, zeg ik. Terug op mijn plaats moet ik echt even bijkomen. De piloot vraagt begrip voor het oponthoud.

Dan volgt iets wat je anders als dokter niet vaak meemaakt. Soms achteraf, maar zieke mensen zijn terecht vooral met zichzelf of de zieke naaste bezig. Ik word door vrijwel de hele bemanning nadrukkelijk bedankt. Dat ik geholpen heb, hoe ik het deed en dat ik zo rustig bleef. Ik mag een cadeau kiezen uit de gids, standaardprocedure. Plus een fles champagne, een lief kaartje, 2 KLM-huisjes en een fles witte wijn voor mijn vrouw, feestelijk verpakt met een strik gemaakt van een plastic tas. Hartverwarmend.

Andersom ben ik erg onder de indruk van het optreden van de bemanning en dat er toch voor allerlei situaties dingen geregeld zijn. Hun kunde en betrokkenheid maakte dat ik kon doen wat ik kon doen. En zij zorgden er ondertussen ook nog voor dat alles zo goed mogelijk doorging voor de rest van de ruim 400 passagiers. Twee uur vertraging, missen van transfers, maar ik heb van niemand een onvertogen woord gehoord.

Hans van den Hoogen (58, huisarts)

Delen