Dom

Tot een jaar geleden had ik een vrij optimistisch beeld van de gemiddelde Nederlander. Gevoed door een beschermde opvoeding binnen het wereldje van gymnasium en universiteit, waarbinnen de meest idiote actie eruit bestond om zonder huiswerk de wiskundeles binnen te stappen, bleek mijn idee van ‘domme acties’ nogal… beperkt.

Sinds mijn werk op de spoedeisende hulp weet ik wel beter. Vooral op zaterdagavond – een handje geholpen door goede vriend alcohol – is het aantal patiënten dat binnenkomt met de gevolgen van zo’n domme actie aanzienlijk. Vaak hoef ik de patiënt niet eens te zien; dan blijkt al uit de omschrijving op het bord dat er iets raars is voorgevallen.

‘Tegen boom geslagen’ heeft een boksersfractuur. “Dat moet in het gips”, zeg ik vrolijk (mijn dienst is immers nog maar net begonnen). “Ik hoop dat je die boom in ieder geval een goede opdonder hebt gegeven?” De patiënt kan er helaas niet om lachen.

Bij andere patiënten lijkt het qua omschrijving nog onschuldig, maar blijkt pas bij navragen dat er enigszins ondoordacht is gehandeld. Zo vertelt ‘Pijnlijke enkel’ mij dat hij van een auto is gevallen. Een stilstaande auto. Hij gleed zo van de motorkap. Op de vraag waarom hij daar dan op was geklommen, kan hij eigenlijk geen antwoord geven. “Ah…” Met moeite hou ik mijn gezicht in de plooi. “Was het dan wel uw eigen auto?”

Zodra ik ‘Pijnlijke enkel’ op krukken naar huis heb gestuurd, met het advies de volgende keer maar ín die auto te gaan zitten, dient de volgende patiënt zich alweer aan. ‘Brandwond gelaat’. “Hoe is dat gebeurd?” vraag ik, terwijl de verpleegkundige druk in de weer is met koude doeken en flammazine. “Deodorant”, mompelt ‘Brandwond’ tussen de doeken door. “Ik wilde ons kampvuur aansteken.”

Voor het geval u nu mocht denken dat domme acties aan het mannelijk geslacht zijn voorbehouden, of alleen door jongeren worden begaan: in tegendeel. Laat op de avond meldt zich mevrouw “Pijn op de borst” van vijfenzestig jaar. Ze heeft keurig een verwijzing van de huisarts meegenomen. Van gisteren.

“Ik zie dat u ’s ochtends al bij de huisarts bent geweest”, zeg ik. “Waarom bent u nu pas hierheen gekomen?”

“Tja, dokter, ik kon niet”, zegt mevrouw ‘POB’. “Ik kreeg een vriendin op de koffie en ik moest nog boodschappen doen.”

Ik kijk voorzichtig over mijn schouder. Ja, het bordje ‘spoedeisende hulp’ hangt er nog steeds. Hoofdschuddend loop ik naar onze balie toe. Het acute hartinfarct streep ik maar vast van mijn lijstje differentiaal diagnoses.

Delen