Een ander kerstgedicht
Wat verbergt zich achter de kleuren?
De afwezigheid van kleur en licht?
Misschien een andere kleur?
Of eenvoudigweg
een ons onbekend begin van de dingen?
Zoals de lijdensweg van Jezus vanaf het begin van de 20ste eeuw steeds meer als metafoor is gebruikt voor menselijk lijden in het algemeen, zou zijn geboorte – die met Kerstmis wordt gevierd – als metafoor kunnen gelden voor elk begin. Wat gaat er schuil achter de wereld zoals deze zich aan ons toont? Waar is de bron?
In de poëzie van de Argentijnse dichter Roberto Juarroz (1925-1995) gaat zien verder dan kijken. Een ander gedicht van hem eindigt met de woorden: ‘Voor geen enkele blik is kijken voldoende.’ “Mijn poëzie probeert de voortdurende aanwezigheid van de tegengestelden in elk ding te vatten”, zei hij ooit. De twee eerste regels van het geciteerde gedicht illustreren dit: verbergt zich onder kleuren iets wat zelf geen kleur en licht heeft?
In de poëzie van de Argentijnse dichter Roberto Juarroz (1925-1995) gaat zien verder dan kijken
In een vroeg gedicht schrijft Juarroz: ‘Mijn ogen zijn op zoek naar wat ons dwingt onze schoenen uit te trekken om te zien of er iets is dat ons van onderen steunt of een vogel uit te vinden om te onderzoeken of lucht bestaat of een wereld te scheppen om te weten of god bestaat of een hoed op te zetten om te bewijzen dat wij bestaan.’ Ook in het gekozen gedicht uit een veel latere periode zijn de ogen van de dichter nog steeds op zoek, nu naar hetgeen zich schuil houdt achter kleuren.
Want elke kleur verhult iets,
verkleedt het als een spel voor het oog,
als een lied dat niet wordt gezongen,
als een troost in de schaduw.
Ofschoon de Mexicaanse schrijver en dichter Octavio Paz (1914-1998), die in 1990 de Nobelprijs voor Literatuur won, zijn collega rekende tot de honderd beste dichters van de wereld, geniet Juarroz in Nederland, ondanks tweemaal een deelname aan Poetry International in Rotterdam (de tweede maal als eregast), geen grote bekendheid. Juarroz schreef veertien bundels met dezelfde titel: Poesia vertical.
Onder de titel Verticale poëzie verscheen in 2002 een selectie uit de eerste dertien bundels in een vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu. Zij schrijft over deze titel: “(Deze) is als het ware de samenvatting van zijn diepste bedoeling: verticaliteit staat voor de verrassing, de klap in je gezicht, het nieuwe perspectief dat de dichter zijn lezers wil bieden.”
De derde en tevens laatste strofe van het gedicht is inderdaad verrassend. Net als in de eerste strofe gaat het om vragen. Zekerheden zijn er niet. Wel borduurt Juarroz voort op één van zijn suggesties: misschien verbergt zich achter de kleuren een andere kleur. Maar stel dat dit zo zou zijn, wat impliceert die andere kleur dan? Want uiteindelijk gaat het hem om een ‘ons onbekend begin van de dingen’. De ontknoping – voor zover hierover gesproken kan worden – is inderdaad verrassend:
Maar als er een andere achtergrondkleur bestaat,
zou er dan ook een oog bestaan dat die kleur ziet?
Of zit er achter de kleuren alleen maar een oog
dat ons aankijkt door de kleuren heen?
1 reactie
Mooi thema, en steeds weer terugkerend. Bij mij in de regio dichtte op een fraaie morgen een boer, kijkend over zijn kapot gespoten weilanden, de volgende overpeinzing:
Wie kiekt wa,
maor wie ziet niks.
Is dat umdat wie blind bunt,
of gewoon stronteigenwies?
of liever doat wat de leu van ons verwacht
en doarum denkt wat al veur ons is gedacht?
Of bunt wie, as kleine blagen, diep van binnen bang?
Zo goat wie deur de tied
en zo duurt die tied verdomde lang.
Joep Scholten
25 december 2018 / 12:22