Een bruine boterham met kaas
Vroeger (wat nog niet zo lang geleden is, wat mijn kersverse rimpels u ook willen doen geloven) nam ik braaf een lunchtrommeltje mee naar het ziekenhuis. Als co-assistent en beginnend arts-assistent was ik immers geen fors salaris gewend en de meeste ziekenhuiskantines zijn nu eenmaal niet erg goedkoop.
Inmiddels kan ik me zo’n luxe lunch wel permitteren. Ironisch genoeg krijg ik daar bij mijn huidige baan zelden de kans voor. Het zal de meeste artsen welbekend zijn: een drukke afdeling, een krappe bezetting. Het eerste wat in die omstandigheden sneuvelt, is de lunchpauze. Gelukkig komt dat bij ons alleen voor wanneer er collega’s door ziekte uitvallen. In alle andere gevallen is de tíjd voor een lunch er wel degelijk.
Onze week is echter volgepland met zogenaamde lunchbesprekingen. Op maandag is er de chirurgisch-interne overdracht, op dinsdag refereren, op woensdag oncologiebespreking (met videoverbinding naar het academisch ziekenhuis), op donderdag onderwijs en op vrijdag (als vrolijke noot voor het weekend begint) de necrologiebespreking. Pauze is er dus niet bij. Nu zou ik ook niet weten wanneer we anders al die vergaderingen zouden moeten houden, behalve aan het einde van de dag; en niemand wil natuurlijk langer op het werk blijven dan nodig. Bovendien worden er bij iedere bespreking broodjes geleverd, dus al met al komen we er niet slecht vanaf.
Over de kwaliteit van de broodjes is wel veel van doen. Bij de referaten komt een speciale koerier pistoletjes brie en tonijnsalade brengen. U kunt er dus van verzekerd zijn dat deze bespreking altijd goed bezocht wordt. Ook bij de oncologie zijn de bolletjes goed weg te kauwen (het is alleen zo jammer dat we voor die videoverbinding bij de radiologie moeten zitten, waar het altijd schemerdonker is, zodat ik – achterin de zaal – altijd in slaap sukkel, wat vast niet de bedoeling is van dit ‘onderwijsmoment’).
Nee, het probleem ligt op alle andere dagen van de week. Dan krijgen we (het zullen de bezuinigingen wel zijn) enkel bruine boterhammen met kaas. Nu is daar op zich niets mis mee. Hele generaties Nederlanders zijn zo groot geworden. Maar het oude adagium ‘zuivel op zuivel is voor de duivel’ is bij onze broodjessmeerders blijkbaar niet bekend; onze kaas glibbert op een lading boter waarvan zelfs de meest gulzige eter misselijk wordt. De eerste vraag die wij dan ook stellen als er een bespreking wordt aangekondigd, is niet Zijn er broodjes? maar Welke broodjes?
Je zou er bijna weer zelf van gaan smeren…