Een vorm van liefde

Aan de basis van zijn linker neusvleugel zat een bloederig en zwerend gezwel zo groot als een walnoot. Met een twinkeling in zijn ogen lachte P. mijn zorg hierover weg. Nog geen drie weken later troffen wij elkaar weer: in het crematorium. De man is 97 jaar geworden. “Zolang P. voor zijn zeven koeien kon zorgen, was het leven goed voor hem en zou hij de honderd wel halen”, vertrouwde een invalide nicht mij in de aula toe.

Wanneer ik Onze-Lieve-Heer was, zou ik mij doodschamen. Op weg van het centrum van ons dorp naar zijn vervallen boerderij in het buitengebied is P. aangereden. De oude eigenaar van de buurtwinkel had hem op straat zien liggen, zijn gezicht onder het bloed maar nog wel bij kennis. Dezelfde avond is de man overleden. Een ander familielid was hem komen opzoeken. “Ben jij ook gekomen?” of iets die strekking had P. met een lichte verwondering opgemerkt. Daarna is hij ingeslapen.

In de krant stond dat de automobilist was doorgereden maar zich later op het politiebureau had gemeld. Natuurlijk leidde dat tot heel wat modder van lezers. Dezelfde nicht vertelde dat de veroorzaker van het ongeval zich hiervan echter niets meer kon herinneren. De automobilist zou met een hersenbloeding in het ziekenhuis zijn opgenomen. De familie had contact met een zoon, beschouwde de tragedie van twee kanten als een écht ongeluk, en voelde geen behoefte om over schuld te praten. Dat vind ik erg moedig.

‘Soms leefde hij in twee werelden’

“P stond ook bekend als een norse, nare man”, meldde hetzelfde artikel. Jammer! Gedurende bijna een kwart eeuw ben ik P. regelmatig tegengekomen. Wanneer ik hem ietwat voorovergebogen op het erf bij zijn boerderij met zijn kruiwagen in de weer zag en naar hem zwaaide, gooide hij zijn linker arm als een halflamme vleugel omhoog. ‘Soms leefde hij in twee werelden’, staat op het gedenkprentje. Géén van beide werelden leek op die van ons: P. had geen verwarming – in de winter sliep hij soms tussen zijn koeien – en evenmin een koelkast. Toch hield hij al die jaren stand.

P. had veertig jaar lang een geweldige overbuurman en goede neven en nichten, die met alle respect voor zijn ‘eigen-aardigheden’ voor hem zorgden. Op de een of andere wijze vind ik het begrip ‘mantelzorg’ voor hetgeen écht hieronder wordt verstaan een verkeerd woord maar ik geef het graag toe: een beter alternatief heb ik niet. Noem het een vorm van liefde. De afscheidsdienst duurde nog geen drie kwartier maar ik ervoer een warmte, waarvoor evenmin woorden bestaan. Godzijdank kan dit ook nog in onze ‘derde wereld’.

Delen