Eergevoel
Mijn eerste doodzieke patiënt herinner ik me maar al te goed. Net afgestudeerd en na een krappe maand zaalervaring werd ik ingedeeld voor de dienst. Met knikkende knieën, maar te veel eergevoel om die te tonen, begaf ik me naar de spoedeisende hulp.
Samen met de assistent chirurgie zag ik alle patiënten; híj die voor de snijdende specialismes, ik de rest. Vooral voor de cardiologiepatiënten was ik beducht. Stel je voor dat ik een hartinfarct zou missen! Hoe herkende je dat eigenlijk? Op de afdeling had ik daar, als assistent interne, nog niet mee te maken gehad.
Dát bleek gelukkig niet al te moeilijk. De eerste keer dat zich tijdens mijn dienst een patiënt met pijn op de borst presenteerde, werd ik door de SEH-verpleegkundige bijna aan mijn haren naar het kantoor gesleept. “Nú de cardioloog bellen!” Zij kon het hartfilmpje beter beoordelen dan ik. De specialist, die natuurlijk ook wist dat je van een beginnende assistent geen wonderen moest verwachten, ratelde nauwkeurig zijn lijstje adviezen af: “Ascal geven en dan een ambulance bellen, ik regel vast een bed op de hartbewaking.”
Hoe anders verliep het bij die patiënt die met een bloedvergiftiging in shock binnenkwam. Dat je zo’n patiënt infuus moest geven, wist ik wel. Maar welk antibioticum moest ik kiezen om de infectie te bestrijden? Normaal gesproken wachtte ik op de labuitslagen en het beeldvormend onderzoek voor ik de internist belde om te overleggen, maar ik kon wel bedenken dat dát nu niet zo’n goed idee was.
Uiteraard was de internist niet bepaald gecharmeerd van mijn conclusie: “‘Ik weet niet wat hij precies heeft, maar deze patiënt is heel ziek en ik weet niet wat ik nu moet doen.”
Even dacht ik dat hij mij door de telefoon heen een klap wilde verkopen. “Hoe bedoel je, je weet het niet? Jij gaat nú antibiotica geven. Ceftriaxon. Twee gram. En één liter infuus in een uur. En als de bloeddruk dan nog niet in orde is, doe je het nog een keer. Heb je me gehoord? Deze patiënt gaat anders dood, hoor!”
Met knikkende knieën (en na dit telefoongesprek te weinig trots om dat nog te verhullen) ging ik aan de slag. Gelukkig overleefden zowel de patiënt als mijn eergevoel die dienst. Langzaam knapten ze weer op, tot ze uiteindelijk in goede conditie dat ziekenhuis konden verlaten.