Er kan nog meer bij

Mijn spreekuur was zodanig uitgelopen dat de koffiepauze – toch een heilig moment – eraan moest geloven. Er stonden maar liefst zeven visites gepland, waarvan ik er voor de lunch hooguit nog twee vlakbij praktijk kon rijden. De rest volgde na het middagspreekuur. Het zou dus wel weer een werkdag van minstens twaalf uur worden. Tussen twee patiënten vroeg de assistente of ik ‘dokter Verhallen te woord kon staan’. Hij belde op om ‘even te overleggen over Loes van Merwijk’. Ik voelde de bui al hangen maar toe maar: er kan nog meer bij!  

De pikorde wil dat huisartsen doorgaans specialisten bellen. Het omgekeerde gebeurt zelden. Ton Verhallen kende ik als een toegankelijk gynaecoloog, maar ik kon mij niet herinneren dat hij mij ooit eerder had gebeld. “Dag Ignace, vanochtend zag ik jouw patiënte Loes van Merwijk op het spreekuur en zij verzocht mij om even met jou te overleggen. Om eerlijk te zijn hebben wij haar weinig te bieden en dat heb ik haar ook gezegd. Tja, en toen begon ze te huilen. Misschien is het goed, wanneer je toch wat extra aandacht aan deze patiënte schenkt.” 

Ik heb nooit overwogen om KNO-arts te worden, maar in dit soort situaties had ik – zij het voor even – niets liever dan dat gewild. Wat een zalige gedachte om zo’n scherp omgrensd vakgebied te hebben. Patiënten hoeven zich niet uit te kleden, je kunt meteen aan de slag, een blik in de keel, neus en oren, en dan is het voor jou duidelijk: ‘Ik kan u geruststellen, mevrouw van Merwijk. Op mijn vakgebied mankeert u helemaal niets. Mochten uw klachten blijven, dan moet u terug naar de huisarts.’ En hup, daar staat Loes weer bij mij op de stoep. 

‘Wat een zalige gedachte om zo’n scherp omgrensd vakgebied te hebben’

Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd. Loes was een lieve patiënte, ik had écht met haar te doen, zij was nooit boos, alleen maar verdrietig omdat niemand haar kon helpen. Tot en met de psychiater had zij alle specialisten geconsulteerd. Ik zag haar meer dan regelmatig, kende inmiddels alle verhalen over vroeger en probeerde steeds met eindeloos geduld naar haar litanie aan klachten te aanhoren.  Tot het niet meer ging: ‘Beste Loes, soms botsen wij als dokters tegen grenzen en helaas treft dat jou dat lot nu ook. Ik zou écht niet meer weten, hoe ik jou kan helpen.’  

Nu eens is het een patiëntenvereniging die krachtig aan de bel trekt: huisartsen dienen meer oog te krijgen voor het Prikkelbare Darm Syndroom (PDS). Of zijn het de media die paniek zaaien over botontkalking bij postmenopauzale vrouwen. Dan weer krijgen huisartsen het verwijt te weinig aandacht te hebben voor genderongelijkheid of culturele diversiteit. En natuurlijk moeten huisartsen meer bedacht zijn op huiselijk geweld. Voeg daarbij nog het wensenpakket van zorgverzekeraars. ‘Beste Ton, ik zit aan mijn grenzen. Ook ik kan niets meer voor Loes betekenen!’ 

Sorry, mag ik het even kwijt: ik voelde mij zwaar klote. Tóen en nú nog steeds. Hoe komt het dat dit soort momenten van machteloosheid blijven hangen? Herinneringen ontdoen zich snel van tijd en plaats, maar iets wat je écht raakt zit in je ziel gegrift. Ton Verhallen is niet zolang geleden met pensioen gegaan. Natuurlijk hoop ik van harte dat Loes na mij betere dokters heeft getroffen, maar ik vrees dat haar tragische gang door het leven even tragisch is gebleven. Wellicht zal zij zich mijn naam nog herinneren, maar niet vermoeden dat ik nog regelmatig aan haar denk. 

In de psychiatrie is een trend om louter nog échte psychiatrische patiënten te behandelen en geen mensen die in onze samenleving psychisch uit de bocht zijn gevlogen. Binnen de huisartsengeneeskunde vindt een soortgelijke ontwikkeling plaats: grens jouw vakgebied af! Het is niet leuk en werkt soms averechts, maar ik kan mij er iets bij voorstellen. Ooit werd een aantal praktijkverhalen van mij gebundeld onder de titel Een eindeloos bestaan.  Ik heb hiervoor met mijn eigen gezondheid een hoge prijs moeten betalen. Want soms kan er écht niets meer bij! 

Om redenen van privacy zijn de namen gefingeerd. 

Delen