Fysiotherapeuten verenigen zich

Solistisch werkende fysiotherapeuten zijn er genoeg, maar er zijn er nog maar weinig die geen onderdeel uitmaken van een netwerk of coöperatie. “Samenwerken is een must.”

Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Shutterstock

Zorgbreed maar zeker ook in de fysiotherapie ontstaan steeds meer mono- en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. “Gestimuleerd door de beweging De juiste zorg op de juiste plek participeren steeds meer fysiotherapeuten in multidisciplinaire netwerken, bijvoorbeeld rond bepaalde aandoeningen, zoals claudicatio of de ziekte van Parkinson”, zegt Arjan Visscher, regioadviseur bij KNGF. “Daarnaast zijn er landelijk zo’n veertig monodisciplinaire samenwerkingsverbanden van fysiotherapeuten.

Samenwerken is een must

Daarbij zien we een enkele bv-vorm, maar vooral netwerken en coöperaties. Er wordt weleens gesuggereerd dat de solopraktijkhouder geen toekomst heeft, maar wij denken zeker dat het mogelijk blijft om als eenpitter een boterham te verdienen. Maar samenwerken is dan wel een must.”

In welke vorm maakt volgens Visscher niet zoveel uit. “Als je af en toe met collega’s uit de regio bij elkaar komt, hoeft het misschien niet eens een juridische structuur te hebben. Op het moment dat je gaat samenwerken met een huisartsengroep, dan is het wel raadzaam om dat in formele zin te organiseren. De structuur moet de inhoud volgen. Niet andersom.”

Netwerken

Zo hebben ze dat ook gedaan bij Fysionetwerk Parva (‘klein’ in het Latijn), een monodisciplinair netwerk van fysio-
therapeuten uit Friesland, Groningen en Drenthe. Bij de oprichting in 2012 kozen zij voor een vereniging. Penningsmeester Tietie de Jong, fysiotherapeut in het Friese dorpje Rottevalle, is er vanaf het begin bij betrokken.

“Het was in de tijd dat de Pluspraktijken opkwamen. Maar in Friesland heb je veel kleine dorpjes, waar een kleinschalige praktijk logisch is én gewaardeerd wordt door patiënten. Zij vinden het prettig om altijd dezelfde therapeut te hebben. Samen met een paar collega’s uit de regio hebben we gekeken: wat kunnen en mogen we als kleine praktijken samendoen? Hoe kunnen we elkaar helpen, versterken?”

Investeren

Bij de eerste bijeenkomst van Parva waren er rond de dertig fysiotherapeuten. Het aantal leden groeide. Op het hoogte-
punt bestond het netwerk uit vijftig fysiotherapeuten. Nu zijn het er nog 35. De Jong: “Een aantal is contractvrij gaan werken, vanwege pensionering afgehaakt of een andere kant op gegaan. En sommigen hebben het simpelweg te druk.”

Hoe kunnen we elkaar helpen, versterken?

Veel netwerken hebben hiermee te maken, weet Visscher van het KNGF. “Er zijn fysiotherapeuten die lid zijn van zes of acht netwerken. Die willen niks missen, maar het vergt wel een investering. In tijd, energie, geld. Je betaalt contributie, maar er zijn ook netwerken met werkgroepen, waarvoor je misschien een training moet volgen. Je moet altijd afwegen: wat kost het en wat levert het op?”

Verwijzen

Voor De Jong weegt de opbrengst van Parva zeker op tegen de investering. Dat laatste valt volgens haar reuze mee. “Bij aanmelding betaal je eenmalig 150 euro. Daarna een bijdrage van 50 euro per jaar. We komen drie keer per jaar bij elkaar en voor zo’n bijeenkomst, inclusief diner en vaak een lezing, betaal je 25 euro per keer.”

En de opbrengst? “Als eenpitter heb je geen collega’s, maar het is fijn om af en toe te sparren met iemand die in hetzelfde schuitje zit. Dat vind ik het belangrijkste. Hoe gaat een ander om met contracten, privacywetgeving, het kwaliteitsregister, administratie, behandeltechnische keuzes? Doordat je elkaar kent, zijn de lijnen kort en kun je gebruikmaken van elkaars expertise, onderling verwijzen en waarnemen.”

Delen