‘Ga voor je kansen’
Arts en Auto Student brengt studenten en ervaren rotten bij elkaar. De vragen komen deze keer van derdejaarsstudenten fysiotherapie van de Hanzehogeschool Groningen. JanDiet Berendsen, VvAA-bestuurslid en fysiotherapeut met een praktijk in Zeeuws-Vlaanderen, geeft antwoord.
Tekst: Martijn Reinink
Stefan Dijkstra (23): “Heeft u tips voor een jonge fysiotherapeut die wil solliciteren bij een praktijk?”
“De meesten van de jonge fysiotherapeuten die bij ons zijn begonnen, zijn blijven hangen na een stage. Dan ken je ze. Je weet wat je aan ze hebt. Maar we krijgen ook geregeld open sollicitaties binnen. Dat zou ik jullie ook zeker adviseren om te doen. Stuur gewoon een brief. Ga voor je kansen, wie weet. Van mij hoeft dat trouwens geen zakelijke brief te zijn. Liever niet zelfs. Wel graag foutloos, dus laat je brief nalezen. Maar inhoudelijk: laat zien wie jij bent, wat jij wil, dat je weet waar je solliciteert, dat je je in de praktijk verdiept hebt en waarom je daar zo graag zou willen werken. In een sollicitatiegesprek kijken wij naar je manier van communiceren. Of je vriendelijk bent. Kijk je iemand in de ogen als je een hand geeft? Groet je iemand die langsloopt in de gang? Het zijn kleine dingen, maar zeker in een dorpspraktijk als de onze heel belangrijk. Belangrijker dan tien cursussen op je cv.”
Tom Wolf (20): “Hoe staat u tegenover contractvrij werken?”
“Ik vind het goed dat fysiotherapeuten niet klakkeloos akkoord gaan met wat zorgverzekeraars aanbieden in contracten. De meesten die contractvrij werken, doen dat uit onvrede over de tarieven en de eisen die zorgverzekeraars stellen, bijvoorbeeld om uitgebreide dossiers bij te houden. Kijk ik naar onze regio, dan kunnen wij niet zonder contracten met verzekeraars. Want als je zonder contracten werkt, moeten patiënten zelf de portemonnee trekken. Vervolgens kunnen zij, als ze verzekerd zijn voor fysiotherapie, de factuur indienen bij hun zorgverzekeraar en krijgen ze 75 procent vergoed. De traditionele patiëntenpopulatie in plattelandsgemeenten is dat niet gewend en wil dat niet. In een stadspraktijk met veel jongvolwassen patiënten is dat misschien niet zo’n probleem.”
Chantal Vlaar (21): “Ik denk erover om later een eigen praktijk te beginnen. Welk advies zou u mij geven?”
“Schuilt er in jou een ondernemer? Dat moet je eerst uitvogelen. Heb je iets met bedrijfsvoering en personeelsbeleid? In de opleiding krijg je wel wat mee over ondernemerschap, maar ik zou eerst een paar jaar meedraaien in een praktijk om te ontdekken of het echt iets voor je is. Ook betaalbaarheid is natuurlijk een issue. Het is niet dat je zo bij de bank een som geld kunt lenen om een praktijk over te nemen. Je kunt wel zoeken naar praktijken waar je vennoot zou kunnen worden of die je op termijn kunt overnemen. Die mogelijkheden zijn er. Er is best een grote groep praktijkhouders die richting het pensioen gaat. De meesten hangen geen bordje ‘te koop’ aan de voordeur, maar bij VvAA hebben ze daar wel een beeld van. Je kunt eens informeren.”
Anne-Henk Jager (23): “Hoe houdt u als praktijkhouder de balans tussen werk en privé?”
“Als ik een keer om 17.30 uur thuis ben, zegt mijn vrouw: ben je ziek? Ik begin ’s ochtends om 7.30 uur en ik ben nooit voor 20.00 uur thuis. Als je zo veel uren werkt, is het belangrijk om vrije dagen en vakanties te plannen én om je daaraan te houden. Donderdag is mijn vrije dag en die dag hou ik ook vrij. En wat natuurlijk ook zo is: als je plezier hebt in wat je doet, is het niet erg om veel te werken.”
Jos Mestemaker (24): “Wat is het verschil tussen een hbo- en wo-master en wat heb je er later in de praktijk aan?”
“Volgens mij gaan de meesten tegenwoordig ‘masteren’ na de reguliere opleiding. In mijn tijd was dat nog niet zo. Ik ben algemeen fysiotherapeut en heb ervoor gekozen om me daarnaast te richten op bestuur en beleid. Dat trok mij het meest. Ik denk dat je vooral je hart moet volgen. Heb je interesse in onderzoek en wetenschap, dan ligt een wo-master voor de hand. Ben je een doener, dan past een hbo-master, waarbij je leren en werken kunt combineren, misschien beter bij je. Dat je gespecialiseerd bent op een bepaald terrein, is natuurlijk altijd een pre. Welk terrein? Wat jij leuk vindt en je zou kunnen kijken waar vraag naar is. Wil je in een sterk vergrijsde krimpregio werken, dan is een master geriatrie logischer dan een master kinderfysiotherapie, waar je in een Vinex-wijk weer meer aan zult hebben.”