Gemeen

Longartsen zijn stiekem de gemeenste dokters van het hele ziekenhuis. Je zou het niet direct verwachten. De gemiddelde longarts is toch behoorlijk invoelend en wellevend; iemand die van een grapje houdt, misschien, maar nooit ten koste van zijn patiënten.

Toch blijf ik bij mijn standpunt – en dat zit ’m in een heel klein spuitje: de arteriële bloedgas. Hiermee wordt onder meer het zuurstof- en koolzuurgehalte in het bloed bepaald, wat een graadmeter voor de werking van de longen is. Het is dus begrijpelijk dat de longarts deze, vrij simpele, bepaling regelmatig laat uitvoeren.

Maar zoals de longarts stiekem de meest gemene dokter van het hele stel is, is de arteriële bloedgas de meest venijnige aller bloedafnames. Aan zijn uiterlijk zou je het opnieuw niet afzien. Een dun naaldje op een net zo dun spuitje. Slechts een halve milliliter bloed neem je er mee af, wat veel minder is dan bij de meeste andere bloedafnames. De crux zit hem in de afnameplaats: de polsslagader. Een prik op die plek is pijnlijk. Heel pijnlijk.

U zult begrijpen dat je een patiënt, alvorens hem aan zo’n vervelende ingreep te onderwerpen, goed uit moet leggen wat je van plan bent en waarom. Ik vertel dus altijd keurig dat ik het zuurstof en koolzuur in het bloed wil meten en dat de meest betrouwbare methode om dat te doen een pijnlijke prik inhoudt. Over het algemeen zijn patiënten dan best begripvol – tot je daadwerkelijk begint met prikken.

Een patiënt met COPD (chronische obstructieve longziekte) is dan vaak wel weer een geval apart. Zij komen zo vaak bij de longarts dat ze als het ware gewend zijn geraakt aan diens gemene trekjes. Voor een bloedgas draaien de meeste COPD’ers hun hand dan ook niet meer om.

Zo ook mevrouw L. Ze ziet me al aankomen met het spuitenbakje. “Komt u voor mij?”

Ik knik, toch altijd weer een beetje beducht als ik iemand zo doelbewust moet pijnigen. “Ik ben bang van wel, mevrouw. Ik wil een bloedgas prikken. Hebben ze dat weleens eerder bij u gedaan?”

Haar antwoord is zo verrassend dat ik mijn serieuze blik niet kan vasthouden: “Ja, hoor. Dat heeft de dokter vorige keer ook gedaan. Daarmee kunt u de zuurkool in mijn bloed meten, hè?”

Ik zie geen enkele kans om haar te corrigeren, maar de vraag of ze er ook worst bij heeft, weet ik net op tijd in te slikken.

Delen