Goed geregeld
Er zijn patiënten die ik liever kwijt dan rijk ben. Dat mag ik natuurlijk niet zeggen, omdat het afbreuk doet aan het beeld van de arts die voor iedereen klaar wil staan. Maar de spreuk ‘waar een wil is, is een weg’ gaat in de gezondheidzorg niet altijd op. Ik moet als arts mijn grenzen erkennen; sommige patiënten kán ik niet helpen. Helaas zitten andere hulpverleners zelden op deze patiënten te wachten.
Mevrouw A., bekend met de ziekte van Alzheimer, is voor ‘uitsluiten somatiek na val’ opgenomen. ‘Wat dóét die vrouw hier?’ vraagt de verpleegkundige. Ik moet het antwoord schuldig blijven. Er lijkt vooral sprake van een zorgprobleem bij een patiënte met een gevorderde dementie. Zo snel mogelijk overplaatsen naar de gesloten afdeling van een verpleeghuis lijkt voor patiënte, familie én onze afdeling de beste oplossing.
Maar zo makkelijk gaat dat niet. Omdat mevrouw A. eerder opname op een gesloten afdeling heeft geweigerd, kan zij nu alleen met een rechterlijk bevel worden opgenomen. Zolang zij echter in het ziekenhuis ligt, is er geen gevaar en kan het weken duren voor een rechterlijke machtiging is geregeld.
In overleg met haar huisarts besluiten we haar naar huis te ontslaan. Aldaar zal het gevaarscriterium weer in werking treden, zodat de huisarts de crisisdienst kan inschakelen. Een allerminst bevredigende oplossing, maar de enige mogelijkheid om haar snel te helpen.
Op de dag van ontslag schiet de zoon van mevrouw mij aan: ‘Dokter! De huisarts belde gistermiddag op dat het ontslag niet door kan gaan!’
Ik heb niets van de huisarts vernomen. Een telefoontje naar zijn praktijk helpt me niet veel verder; de assistente meldt mij dat de huisarts vandaag afwezig is. De crisisdienst dan maar. Die weet van niets. Omdat ik er weinig voor voel patiënte wekenlang opgenomen te laten liggen, bel ik de vervangend huisarts om af te spreken dat híj de crisisdienst inschakelt, zodra patiënte weer thuis is.
Haar zoon is inmiddels redelijk misnoegd over de situatie. Ik verzeker hem dat alles nu is geregeld.
’s Middags belt hij mij op. Hij zit inmiddels met zijn moeder thuis, zonder enig bericht van de crisidienst of de vervangend huisarts. ‘Ik krijg die huisarts ook helemaal niet te pakken, dokter!’
Ik bel zelf naar de vervangend huisarts en krijg een antwoordapparaat. Dan maar de vervanger van de vervangend huisarts, die van de hele situatie niets afweet, maar mij beloofd naar de crisisdienst te bellen.
Ik bel nog eens naar de zoon. ‘Maakt u zich geen zorgen,’ zeg ik, ‘het is nu allemaal geregeld.’