Goede bedoelingen
Omdat de interne geneeskunde zo’n breed vakgebied is, is het ook het specialisme waar patiënten terechtkomen als ze last hebben van vage klachten waarvoor andere artsen geen verklaring hebben. Afhankelijk van het aantal artsen dat een patiënt op de spoedeisende hulp heeft gezien, neemt de kans dat ík een verklaring voor zijn klachten zal vinden echter af tot een waarschijnlijkheid van nul.
De patiënt, die dan al een paar uur op de spoedeisende hulp ligt en al zo veel artsen heeft gezien dat hij niet eens meer de moeite neemt om beleefd te blijven tegen deze zoveelste witte jas, verwacht desondanks een verklaring. En wel nu.
Zelf zou ik ook niet graag keer op keer mijn verhaal willen doen bij artsen die duidelijk geen idee hebben wat er met je aan de hand is. Ik kan me de frustratie best voorstellen. Maar wat heeft de patiënt aan mijn begrip, als hij aan het einde van het liedje nog steeds niet is geholpen?
Voor één keer besluit ik toch een stapje verder te gaan, als ik een patiënte met duizeligheid en algehele malaise zie, waarbij ik geen enkele aanwijzing vind dat haar klachten een internistische oorzaak hebben. Eigenlijk moet ik haar naar huis sturen, maar na lang overleggen met mijn baas mag ik aanbieden om haar een nachtje ter observatie op te nemen. Misschien omdat patiënte zich echt beroerd lijkt te voelen, misschien ook wel omdat het half elf ’s avonds is en zij in de afgelopen vijf uur door vier verschillende artsen is beoordeeld zonder dat iemand een diagnose heeft kunnen stellen. Eigenlijk denk ik dat ze meer geholpen zou zijn door een consult bij de KNO-arts. Maar ik weet ook dat die ’s avonds laat niet in huis zal komen voor een klacht die niet spoedeisend is.
Ik leg patiënte uit wat mijn plan is, maar tot mijn verbazing is ze nogal verbolgen over deze gang van zaken. “Dan stuurt u me morgen weer weg! Wat heb ik daaraan?”
“Niet veel”, moet ik toegeven, want ik kán ook niets anders voor haar betekenen. “Maar morgen zal de KNO-arts u wel kunnen zien…”
“‘Nóg een dokter! Nee, bedankt.”
Het is niet zo dat ik haar irritatie niet kan begrijpen, of boos ben om haar ondankbare houding (al steekt het wel een beetje), maar desondanks neem ik me voor om de volgende patiënt bij wie ik geen diagnose kan stellen, gewoon weer weg te sturen. Met goede bedoelingen alleen is nu eenmaal geen enkele patiënt geholpen.