Grappig

Het is maandagmiddag en vanaf de spoedeisende hulp wordt mevrouw K. naar mijn afdeling gestuurd. Mevrouw K. is een echte dame. Ze draagt een rok en parelketting en ze loopt met een stok, niet met een rollator. Vroeger zat ze in het bestuur van één of andere stichting; inmiddels is ze, zoals ze zelf zegt, ‘gewoon oud’.

Ze heeft een longontsteking.

Op dinsdag – ik ben nog maar net aan het werk – schiet een verpleegster mij aan: ‘Je moet nu bij mevrouw K. komen kijken. Het gaat helemaal niet goed, hoor!’

Ik verwacht een septische shock of saturatiedaling, of toch tenminste enige kortademigheid; maar niets van dat alles. Mevrouw K. ligt rustig in bed. Het enige wat me opvalt, is haar stok, die tussen haar benen op de deken ligt.

‘Dag, mevrouw K.,’ zeg ik, ‘hoe gaat het met u?’

Verschrikt kijkt ze op. ‘Waar blijft de taxi? Ik moet naar huis!’ Ze zwaait wat met haar stok en laat die dan plots weer vallen. Ze plukt aan de dekens en zegt: ‘Ze staan op de stoep! Ik moet nu weg, hoor.’

Inmiddels heb ik vaak genoeg verwarde patiënten gezien om een acuut delier te kunnen herkennen. Met een glimlach probeer ik mevrouw K. gerust te stellen. Ik leg haar uit dat ze nog even in het ziekenhuis moet blijven, dat ze nog te ziek is om naar huis te gaan. Maar ik weet niet of ze me hoort, want ze blijft naar haar dekens graaien, alsof er mieren over haar benen krioelen die ze één voor één weg wil plukken.

Het heeft wel iets grappigs, die nette dame met haar stok in bed. Vooral als ze een heel verhaal begint over het stichtingsbestuur dat nu bij haar op de stoep zou staan. Ik wissel een blik met de verpleegkundige. ‘Haldol?’ vraagt ze en ik knik. Soms is geneeskunde erg simpel.

Zo simpel is het natuurlijk niet voor de dochter van mevrouw K., die ’s middags op bezoek komt. Ik leg haar uit dat haar moeder lijdt aan een acute verwardheid, die weer zal optrekken als haar longontsteking verbetert. Maar de tranen in de ogen van de dochter blijven.

En plotseling denk ik aan een ander ziekenhuis, waar een oude man mij vroeg of ik toch alsjeblieft die mannetjes uit de tv kon halen. Maar de tv stond uit. Die delirante man was mijn opa en ik vond er niets grappigs aan.

Delen