Het dode punt

In de jaren voor zijn overlijden zag ik vader weinig. Veel te weinig! De huisartspraktijk nam ons volledig in beslag. Voeg daarbij zorgen over mijn gezondheid en zorgen waarover ik liever niet schrijf. De bezoeken waren kort. Veel te kort! Vader dementeerde. Hij werd nog minder spraakzaam dan voorheen. We keken elkaar aan, maar ik had niet het gevoel dat we elkaar echt bereikten. Ik bereidde mij voor op zijn dood. Misschien zou dat in verdriet schelen. Want wat betekende zijn overlijden meer – zo durfde ik toen nog te denken – dan het stoppen van die paar keer per jaar dat we elkaar op een ook nog weinig bevredigende wijze ontmoetten?

Ik sloeg de plank echter volledig mis. Vaders overlijden was een ongelooflijk harde klap. In vergelijking met zijn dood ervaar ik de geboorte van onze kinderen achteraf als een geleidelijk gebeuren dat vele uren duurde. Het stervensproces van vader nam natuurlijk ook tijd in beslag, maar de dood zelf kwam als een abrupt moment. Plots was vader er niet meer. In mijn dagboek heb ik wel pogingen gedaan om mijn kinderen voor diezelfde pijnlijke ervaring te behoeden door iets op papier te zetten wat als handreiking na mijn dood kan fungeren. Misschien wordt mijn dood dan als minder drastisch ervaren. Maar ik vrees dat dit niet zal helpen.

Van de Poolse dichteres Ewa Lipska* is in 2006 een bundel gepubliceerd, die al een jaar later ook in het Nederlands verscheen met als titel ‘Splinter’. Deze begint met vier korte regels, die samen slechts elf woorden tellen:

Het is waard te sterven

voor dat gedicht

gewantrouwd

door de dood.  

Wat mij betreft zou ‘dat gedicht’ kunnen slaan op het laatste gedicht uit de bundel met als titel ‘Het dode punt’. De eerste drie regels hiervan luiden:

Toen je ’s morgens

tegen het dode punt stootte

floot de trein op de zwarte regenboog van de brug.

Ik kan dat ‘dode punt’ niet anders interpreteren dan als de dood, die abrupt een einde aan jouw leven maakt. In de Griekse mythologie werden overledenen door Charon, de veerman, over de Styx naar het onderaardse dodenrijk vervoerd, waar zij als schimmen zouden voortleven. In dit gedicht vindt er geen overtocht in een boot plaats, maar horen wij een trein fluiten die ‘op de zwarte regenboog van de brug rijdt’. Het is een sterk, plastisch beeld, waarmee in weinig woorden veel wordt gezegd. De drie regels lijken een herinnering te vormen aan het overlijden van iemand, die in het gedicht wordt aangesproken zoals dat ook gebeurt op afscheidsdiensten.

Tegen het achtjarige zoontje van een overleden kennis zei ik ooit dat zijn mama een ster aan de hemel was geworden. Op hetzelfde moment vroeg ik mij af of deze gedachte een kind wel kan troosten. ‘En waar is mama overdag,’ was zijn reactie. ‘Dan geeft zij jou als zon licht en warmte, want de zon is ook een ster.’  Want wij laten ons niet in niets veranderen! In zijn boek ‘Moeder Natuur – De plaats van de mens in de kosmos’ betoogt filosoof Wouter Oudemans dat de wet van behoud van energie en de twee andere hoofdwetten van de thermodynamica ook van toepassing zijn op onder meer de biologie en antropologie. Iets in ons kán niet verloren gaan.

In de tweede drie regels van ‘Het dode punt’ gaat het niet meer over ‘toen’ maar over ‘vandaag’:

Vandaag wil ik je alleen zeggen

dat het nachtlampje in jouw kamer

promoveerde tot de graad van ster.

De dood voert ons van de intimiteit van een slaapkamer opwaarts mee naar een plekje in hetgeen in de kosmologie van de Bijbel het Firmament wordt genoemd. Het is een simpele maar tegelijk rijke gedachte: ook een ster kan als een nachtlampje wordt beschouwd. Ook nu weet ik niet of lezers dit gedicht als troostrijk zullen beschouwen. Kunnen wij als mensen, die in alle opzichten – ook in datgene wat wij kunnen begrijpen – beperkt zijn, überhaupt een begrip als ‘eeuwigheid’ bevatten. Met Allerzielen en Dodenherdenking willen wij herdenken en voorkomen dat overledenen in de vergetelheid geraken. Maar iets in ons blijft voortbestaan. Zonder meer!

* Ewa Lipska behoort tot de belangrijkste Poolse dichters en wordt vaak in één adem genoemd met Nobelprijswinnares Wisława Szymborska.

Zie:

Delen