Het hoogtepunt van spullen

Al een halve eeuw wordt ons verteld dat elektronica steeds kleiner en goedkoper wordt. Dat is de Wet van Moore. Maar wie om zich heen kijkt, ziet dat apparaten alleen maar groter worden. Een tv met een doorsnee van een meter is al heel gewoon. Mijn huidige koffiezetapparaat is tweemaal zo groot als het vorige. Net als mijn telefoon trouwens. Koken doe je tegenwoordig op zes geheel elektronisch gestuurde pitten. Zelfs lampen worden groter. De nieuwste types bieden plaats aan ingebouwde wifi en een kleurregelaar.

Goedkope elektronica maakt die groei mogelijk. Met een klassieke beeldbuis (weet u nog?) zouden zulke grote schermen nauwelijks realiseerbaar zijn – en in elk geval onbetaalbaar.

Wat we besparen, geven we voor een deel weer uit

Prijsdaling maakt dat we letterlijk overal elektronica in kunnen stoppen om het groter, krachtiger en veelzijdiger te maken. Het betekent ook dat we méér kunnen kopen. We hebben nu ook tv’s in de badkamer en de keuken. Dat heet het ‘rebound-effect’: wat we besparen, geven we voor een deel weer uit. We kopen meer en beter. Het rebound-effect is het duidelijkst bij verlichting. Licht is bijna twintigmaal zo energiezuinig als een eeuw geleden, maar het is nu ’s avonds ook honderdmaal zo licht. We geven precies hetzelfde percentage van ons inkomen uit aan verlichting als toen, maar we krijgen er meer voor terug. Efficiëntie leidt tot groei.

Het einde van die groei is nu in zicht. De huiskamer groeit niet mee met de maten van de tv. Integendeel. De nieuwe generatie woont kleiner dan de vorige, gedwongen door hoge huizenprijzen. Weinig jongeren kopen nog een tv als ze YouTube ook op hun telefoon kunnen zien. Bovendien stagneert de Wet van Moore al een paar jaar. Elektronica wordt nauwelijks nog goedkoper en kleiner. We beleven dus het hoogtepunt van spullen. Meer wordt het niet.

 

Delen