Het mag wat kosten

ROS’en zijn Regionale Ondersteuningsstructuren die verspreid zijn over het land. Hun bestaansreden ligt in de bundeling van expertise op het gebied van ondersteuning aan eerstelijns beroepsbeoefenaren en hun samenwerkingspartners. Zelf zeggen ze heel mooi dat ze willen ‘verbinden, verbeteren en versterken’. Niet iedere beroepsgroep werkzaam in de eerste lijn is bij deze structuren aangesloten maar het merendeel wel. In 2011 zijn de diëtisten en apothekers toegevoegd. Het streven is het bereiken van een goed georganiseerde, geïntegreerde eerste lijn.

Ik weet nog dat bij de oprichtersvergadering van de ROS in onze regio door iemand vanuit het ministerie werd gesteld dat de ROS’en na verloop van jaren misschien wel overbodig zouden worden. Dit blijkt niet het geval, maar er zijn wel verschillen waarneembaar tussen de ROS’en, ook wat betreft hun financiële situatie. Sommigen zijn bezig met reorganisatie of herbezinning van hun taken, anderen draaien naar tevredenheid.

De bekostiging wordt geregeld uit collectieve middelen en is gebaseerd op een vast bedrag per inwoner van de regio. De preferente zorgverzekeraars zorgen voor de verdeling. Het lijkt me interessant om te volgen hoe de samenwerking tussen concurrerende verzekeraars op dit gebied gaat.

Een belangrijke taak is het verdelen van de ondersteuningsgelden voor ingediende projecten. Daar is een behoorlijke som voor vrijgemaakt; een goed plan mag wat kosten. Aan het indienen van een goed idee zit wel een heel traject aan protocollen en deadlines vast. Daarbij zullen natuurlijk ook partijen teleurgesteld worden omdat ze niet door de aanvraagprocedure heen komen of omdat het geld inmiddels is vergeven. Er komen echter steeds weer nieuwe kansen, dus hou de websites in de gaten. Het blijkt dat nog niet iedereen de weg naar zijn ROS heeft gevonden, dus ik zou zeggen: ‘klimt allen te paard!’

Ik vraag me af of de tweedelijnorganisaties die in de eerste lijn werken ook worden ondersteund. En ook of een ingediend plan een bezuiniging moet opleveren in de eerste lijn. Dit laatste hoeft niet het geval te zijn, want vanuit de substitutiegedachte wordt het geld ergens anders (de tweede lijn) weer weggehaald, dus het mag wat kosten.

Het  bedrag dat wordt uitgekeerd is helaas niet bedoeld voor de enorme tijdsinvestering van de indieners en ook niet voor alle reis- of vergaderkosten. Want ja u begrijpt het al, je inzetten voor je beroep……het mag wat kosten.

Delen