Het vrije kijken

Toen ik een formidabel 4de-eeuws mozaïek in een kerk fotografeerde, tikte een suppoost op mijn schouder: “No photo.” Waarom niet? “De kunstenaar is al meer dan zeventig jaar dood, het auteursrecht is vervallen”, grapte ik nog. Maar het hielp niet. Als ik het mozaïek nog eens wil zien, moet ik de reis opnieuw maken.

Het is vreemd dat iedereen zo op zijn schatten zit in een tijd waarin we gewend zijn om alles via internet te delen. Waarschijnlijk verdienen mozaïekbeheerders meer als ik mijn foto’s enthousiast met iedereen deel.

Toen het mozaïek 1700 jaar geleden gelegd werd, was er nog geen auteursrecht. De makers kregen gewoonlijk eenmalig betaald. Problemen ontstonden pas toen hun creaties met een drukpers eindeloos konden worden vermenigvuldigd. In de achttiende eeuw kwamen daarom de eerste wetten die schrijvers en illustratoren lieten meedelen in de winst van uitgevers.

Gelukkig begrijpen tegenwoordig steeds meer musea de voordelen van het vrije delen

Als schrijver leef ik zelf ook van het auteursrecht. Maar de meeste boeken zijn na een paar jaar uitgewerkt. Van mij mag iedereen er daarna vrij over beschikken. Als ik dan ook het werk van anderen vrij mag lezen.

In Nederland hebben we ervaren hoe goed die vrijheid kan werken. In 1869 werd bij ons het patentrecht afgeschaft. Iedereen kon daardoor de uitvindingen van een ander gebruiken. De industriële revolutie kwam bij ons daardoor goed op gang. De ene na de andere fabriek verrees. Philips is groot geworden door het namaken van buitenlandse gloeilampen. In 1912 was die vrijheid weer voorbij.

Gelukkig begrijpen tegenwoordig steeds meer musea de voordelen van het vrije delen. Het Rijksmuseum heeft 11.000 afbeeldingen vrijgegeven, waaronder de Nachtwacht (zie ook: rijksmuseum.nl/rijksstudio). New York’s Metropolitan Museum of Art (bit.ly/metopensource) en vele andere musea hebben hetzelfde gedaan. Gelukkig hebben dappere toeristen mijn mosaic ook online gezet.

 

Delen