Het zaad van een man

Goede docenten zijn markante persoonlijkheden. Hun uitspraken beklijven, ook wanneer deze – strikt genomen – niet tot de lesstof behoren. Eén van hen was een begenadigd chirurg, die op de operatietafel wonderen verrichtte. Maar zelfs deze gedreven persoonlijkheid die dag en nacht voor patiënten klaarstond, kon natuurlijk niet alle onheil uit de wereld verhelpen. Dat stuitte fors tegen de borst van deze no-nonsense collega die op radeloze momenten altijd kon putten uit een handjevol verbazingwekkende wijsheden. “Het zaad van een man zal haar doen genezen,” luidde bijvoorbeeld zijn onverbiddelijke conclusie wanneer ongehuwd gebleven dames zich met onbegrepen klachten bij hem meldden. Los van de inhoud was dit voor de betreffende specialist – gegeven zijn gebruikelijke woordkeuze op de OK – een opvallend plechtstatige uitspraak die misschien daarom wel in de herinnering van menige co-assistent en assistent is blijven hangen.

In hoeverre moet een empathisch hulpverlener autenthiek zijn?

Er schijnen twee vormen van empathie te zijn: je inleven in andermans gevoelens en andermans gedachten. Bij empathie denken u en ik wellicht aan begripvolle hulpverleners die hun patiënten en cliënten overgieten met menselijke warmte en genegenheid. Maar ook verkopers die deze ‘soft skill’ na gedegen training tot in de puntjes beheersen en u hierna van alles aansmeren, alsmede doorknede pesters, sadisten en beulen teren rijkelijk op hun empathie. Eigentijdse filosofen die het empathisch vermogen als kardinale deugd beschouwen, dienen zich daarom naar mijn bescheiden mening te realiseren dat hieraan ook een ondeugdelijke kant zit. Wat mij verder blijft intrigeren, is de vraag in hoeverre een empathische hulpverlener authentiek moet zijn. Ik herinner mij een collega die bijna reflexmatig op geklaag reageerde met de uitroep “Ach Here Jezus!” maar wiens medeleven niet verder kwam dan zijn huid. Menig hulpverlener excelleert in dit soort pseudo-empathie.

Mevrouw van Henegouwen beschouwde ik als de personificatie van wat mensen als het toppunt van beschaving verstaan, de elegante dame zag er altijd uit om door een ringetje te halen en de conversatie in de spreekkamer was immer van een zeldzaam hoog niveau. Met een benijdenswaardige flair danste mevrouw door het leven en van gemis aan een partner leek geen sprake. Ik herinner mij nog goed mijn verbazing toen zij mij op een dag verzekerde dat haar hoofd niet goed was gepositioneerd ten opzichte van haar romp. Om mij te overtuigen van de ernst van haar klacht trok ze haar gelaat in getormenteerde houdingen. Het was een kostelijk schouwspel maar ik zat daar niet als toeschouwer van een klucht maar als arts. Ik vroeg uiteraard hoe ik haar van dienst kon zijn en daar was ze duidelijk in: een operatieve correctie. Van een verwijzing naar een zenuwarts – over een psycholoog of psychiater durfde ik al helemaal niet te spreken – wilde zij zoals ik al vreesde niet weten.

Na drie consulten kwamen we geen steek verder, de presentatie van haar klacht werd steeds vreemder en het kostte mij moeite om mijn lach te onderdrukken. Ik liet mijn empathisch vermogen op volle toeren draaien maar het lukte mij op geen enkele wijze om mij in haar belevingswereld te verplaatsen. Toen klonk plots in mijn kop de uitspraak van mijn vermaarde docent chirurgie: “Het zaad van een man zal haar doen genezen!” Zo’n seksistische gedachte behoort natuurlijk niet mijn brein te vergiftigen. Was het maar een kwestie van kiezen of delen: halsstarrig mijn empathisch ideaal nastreven of mijzelf profileren als authentiek hulpverlener waarbij datgene wat zich aan jou opdringt maar aanvaard moet worden. Ik kon en kan echter nog steeds niet anders dan helemaal mijzelf zijn. “Wanneer u geen hulp van een psycholoog of zenuwarts accepteert, kan ik u niet helpen,” herhaalde ik, “want uw hoofd staat écht normaal.” Helaas trokken mijn mondhoeken toen iets naar beneden, hetgeen overkwam als een misselijk lachje. Mevrouw voelde zich niet serieus genomen en was buitengewoon gepikeerd. Per direct liet zij zich uitschrijven.

Laten wij samen hopen dat het met mevrouw van Henegouwen is goedgekomen en dat zij de gouden draad van haar leven weer heeft opgepakt. Ik hoop ook dat ze mij uit haar gedachten heeft verbannen. Het was mij veel waard geweest om mijzelf het omgekeerde toe te wensen maar dat is jammerlijk niet gelukt. Diep in mijn brein zijn enkele doden nooit helemaal gestorven omdat mijn geweten blijft tegensputteren en in hun gezelschap bevinden zich ook een paar dames en heren, waaronder deze patiënte, die ik tekort heb gedaan. Natuurlijk koester ik nog een paar idealen, maar wanneer een appèl wordt gedaan op het beeld van de ideale dokter die met zijn empathisch vermogen een warme deken voor zijn patiënten wil zijn, denk ik er in stilte het mijne van.

Delen