Huilen

Iedere dokter zal het herkennen. De patiënt gaat voor je zitten. Er valt een stilte. Even zie je ‘m nog vechten tegen de tranen. Je ziet hem denken: ik ga toch verdorie niet janken? Maar dan is het hek van de dam en beginnen de tranen te stromen.

Wat moeten we met al dat gesnik in de spreekkamer? Is het een tijdrovend randverschijnsel om uit te huilen bij de dokter in plaats van bij een goede vriend? Of is het de kern van het vak?

Trillende kin, natte lip, gesnotter. Na een paar keer diep zuchten kan de patiënt tegenover mij pas praten. Op hoog tempo vertelt hij hoe het is om te zorgen voor zijn vrouw met dementie: “Iedereen zegt ‘je hoeft het niet alleen te doen’, nou, dat is verdomde onzin. Ik ben kapot. Ze blijft maar dwalen ’s nachts. Mijn schouder is naar de mallemoer van het sjorren aan luiers. Die doffe blik in haar ogen – alsof je een boom knuffelt. Ik kan niet meer. Ik hou zielsveel van haar, maar ik moet er echt even uit.” Hij droogt zijn tranen en belt zijn dochter die de zorg tijdelijk overneemt. Einde consult.

De eenzame strijd maakt plaats voor de vraag: wil je met me meedenken?

De spreekkamer is een van de weinige plekken in de maatschappij waar het best oké is om te huilen. Soms stoppen mensen pas met het wegmaken van pijn, angst of somberheid als ze aan tafel zitten bij de dokter. De eenzame strijd maakt plaats voor de vraag: wil je met me meedenken? Het zijn vaak fijne consulten. Het is alsof de top van de berg al bereikt is en we nu alleen nog maar veilig naar beneden hoeven te manoeuvreren. Zodra mensen zich toestaan om verdrietig te zijn, volgt de probleemanalyse haast vanzelf: ik ben overbelast, ik maak me zorgen om mijn kind, ik denk dat ik kanker heb.

Mensen weten ook zelf vaak wat ze nodig hebben of moeten veranderen, dus ik kan achterover leunen – het bekende ‘zweet op de juiste rug’. Relaxed voor de dokter dus, en goed voor de patiënt: op tijd beginnen met huilen bespaart een boel stress, lichamelijke klachten en zorgkosten.

Maar met de toenemende druk op de zorg en behoefte aan triage, vraag ik me toch af wat het betekent dat ik achterover mag leunen en vooral níet hoef te zweten. Wie weet kunnen we dit heerlijke huilie-huilie-fenomeen dan wel uitbesteden? Bijvoorbeeld aan fitte gepensioneerde boomers die, na een levenlang niet-lullen-maar-poetsen, wel zin hebben in een bedachtzaam gesprek?

Of misschien kan AI het fenomeen wel nabootsen. Eens zien, hoe voeden we dat algoritme. Alleen laten vragen: “Wat is er?” werkt natuurlijk niet. Dan toch minstens met VR-bril om de beleving compleet te maken: afspraak inplannen bij de assistente, te lang wachten op je beurt, een virtuele spreekkamer binnenstappen waar een vriendelijke witte jas je helpt om woorden te geven aan de knoop in je maag.

Mocht het systeem dan nog niet snappen wat de bedoeling is, stoppen we er nog wat poëzie in van M. Vasalis (1954):

Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos word als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.

Nou ja, zolang het nog kan, geniet ik van de mooie gesprekken met wenende mensen. En van mijn rugleuning.

* sommige kenmerken en omstandigheden van patiënten zijn, omwille van privacy, gefingeerd

Delen