Hulde aan de verpleegkundige
Zoals in de kindergeneeskunde het adagium geldt ‘Luister altijd naar een bezorgde moeder’, zo zou in de psychiatrie eenzelfde wet moeten gelden voor het luisteren naar de verpleging; vooral als je een eerstejaars assistent bent. Het risico bestaat immers dat je als aios, gesterkt door de zekerheid van die behaalde artsenbul en de veroverde opleidingsplaats, denkt het allemaal beter te weten.
Tijdens mijn eerste dienst in de psychiatrie kom ik erachter hoe belangrijk de rol van de verpleging is. Een (verpleegkundig) avondhoofd neemt alle telefoontjes aan en maakt de schifting welke zaken door een arts moeten worden afgehandeld en welke niet. Hoe anders ging dat bij mijn diensten voor de interne. Dan werd ik voor álle vragen opgepiept.
“Op afdeling A is een nieuwe opname”, krijg ik door mijn diensttelefoon te horen. “‘Meneer B. van tweeëndertig jaar oud. Kun jij die gaan zien?” Op mijn fiets (in het donker loopt niemand meer over het terrein, ook al liggen de verschillende afdelingen op slechts een steenworp afstand van elkaar) rij ik naar de afdeling voor acute opnames.
Buiten het kantoortje staat de verpleegkundige al op mij te wachten. Als ik eraan kom, drukt hij zijn sigaret uit, stapt naar binnen en schuift me de papieren van de crisisdienst toe. “Meneer B. is een oude bekende”, zegt hij. “Wacht even, dan bel ik mijn collega om mee te gaan bij het opnamegesprek.” “Met zijn tweeën? Is dat nodig?” wil ik vragen, maar op het laatst slik ik mijn woorden in. Luister naar de verpleegkundige.
De verpleegkundige en zijn collega gaan me voor de spreekkamer in, waar een boomlange kerel op een stoeltje zit. Al na enkele woorden blijkt dat meneer B. behoorlijk psychotisch is. Daarbij heeft hij een geladen affect en begint hij plotseling tegen mij te schreeuwen als ik heel onschuldig vraag of hij weleens stemmen hoort.
Voor ik iets kan doen om te voorkomen dat de boel escaleert, komen de verpleegkundigen al in actie. Een van hen staat op, om tussen mij en de patiënt in te komen staan. De ander zegt heel rustig, maar nadrukkelijk: “De dokter moet weten waar je last van hebt, om je te kunnen helpen.” Of het nu de toon of de woorden zijn, de patiënt kalmeert. En ik, eerstejaars aios, ben heel blij dat er verpleegkundigen bestaan.