Kim Putters: ‘We moeten beter luisteren’

interview / SER-voorzitter Kim Putters

Als informateur bracht SER-voorzitter Kim Putters in kaart hoe een kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB vruchtbaar kan samenwerken. Nu doet hij een dringende oproep aan de bewindsliedenvan het Kabinet Schoof. “Ga vol aan de slag om Nederland gezonder te maken.”

Beeld Nout Steenkamp | Kim Putters

Een groot interview met een niet-zorgprofessional in Arts en Auto? Dat komt niet zo vaak voor. Dat we Kim Putters (50) desondanks een podium geven, is niet zonder reden. Als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) staat hij immers aan het hoofd van de belangrijkste adviesraad voor regering en parlement op het terrein van sociaaleconomische vraagstukken.

Wat heeft dat met de zorg te maken, denkt u misschien. Nou, alles, aldus Putters. “Als SER streven we ernaar om de brede welvaart in Nederland te vergroten”, zegt hij vanachter de vergadertafel in zijn werkkamer met uitzicht op het Haagse Bos.

“Gezondheid maakt daar een onlosmakelijk deel van uit. Vandaar dat we afgelopen februari als Raad een adviesbrief aan het kabinet-in-wording hebben gestuurd met de dringende oproep om vol in te zetten op het gezonder maken van Nederland. Denk aan het versterken van gebiedsgerichte gezondheidsprogramma’s en het vaart maken met de Gezonde Generatie. Maar ook aan het bestrijden van armoede, het creëren van gelijke kansen in het onderwijs en het bewerkstelligen van een inclusievere arbeidsmarkt. Zo’n domeinoverstijgende aanpak is cruciaal. Voor het toegankelijk en betaalbaar houden van de zorg. Én voor het welzijn, de veerkracht en de stabiliteit van ons land. Nu en in de toekomst.”

Bestuurskundige Putters mag dan geen zorgopleiding hebben gevolgd, gezondheidszorg loopt wel als een rode draad door zijn carrière. Tijdens zijn studie en daaropvolgende promotie verdiepte hij zich in de organisatie van de zorg. Als universitair (hoofd)docent en hoogleraar onderwees hij erover. En als bestuurder en toezichthouder in onder andere de ziekenhuiszorg en de ggz dacht hij actief mee over grote vraagstukken in de sector. Gedurende zijn negenjarige directeurschap van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) sprak hij keer op keer zijn zorgen uit over de groeiende gezondheidskloof in ons land. Dat doet hij ook in zijn huidige rol.

‘We hebben te lang beleid op beleid gestapeld’

“Gemiddeld genomen behoren Nederlanders tot de rijkste en gelukkigste mensen ter wereld”, zegt Putters. “Tegelijkertijd zijn de onderlinge verschillen groot. De kloof is het meest onrechtvaardig als het gaat om levensverwachting en gezondheid. Zo worden hoogopgeleiden gemiddeld vijf jaar ouder en leven zij gemiddeld veertien jaar langer in goede gezondheid dan praktisch geschoolden. Wat mij betreft moet het nieuwe kabinet deze ongelijkheid echt aanpakken. Geen advies de deur uit, geen wet in het Staatsblad zonder aandacht voor het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. De kloof tussen winnaars en verliezers móet gedicht.”

Waar komt uw passie voor dit onderwerp vandaan?

“De zorg heeft me van jongs af aan gefascineerd. Die gaat over leven en dood. Daarin is dit dossier uniek. En ook in het feit dat alle Nederlanders er vroeg of laat mee te maken krijgen. Ik heb me er altijd voor willen inzetten dat iedereen toegang heeft tot goede zorg. Als bestuurskundige doe ik dat door mee te denken over organisatie en beleid. Mijn proefschrift schreef ik bijvoorbeeld over ondernemerschap van ziekenhuizen. Gaandeweg ben ik me er steeds bewuster van geworden dat gezondheid over zo veel méér gaat dan alleen leefstijl en zorg. Hoe je opgroeit, waar je woont, wat je financiële situatie is: het heeft allemaal invloed.

Andersom heeft de gezondheid van mensen direct impact op de sociaaleconomische en maatschappelijke stabiliteit van ons land. Bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, waar we al grote tekorten zien. Vandaar dat we nu echt werk moeten maken van het dichten van de gezondheidskloof.”

Beeld Nout Steenkamp | Kim Putters

Uw pleidooien ten spijt is die kloof de afgelopen decennia alleen maar groter geworden.

“Die treurige conclusie klopt helaas. Daar zijn allerlei redenen voor. Het heeft bijvoorbeeld te maken met hoe we mensen opleiden: met vooral aandacht voor het eigen werkterrein, en vaak te weinig voor de wereld eromheen. Ook politiek jojo-beleid speelt een belangrijke rol. De afgelopen jaren is er gelukkig veel meer aandacht voor preventie. Maar verschillende kabinetten hebben op dit terrein verschillende keuzes gemaakt, zowel qua organisatie als qua financiering. Die onvoorspelbaarheid en grilligheid zijn funest.

We hebben een langetermijnaanpak nodig om de focus te verleggen van zorg naar gezondheid. Dat heeft de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 onlangs nog onderstreept. Ter voorbereiding op een veranderende en oudere bevolking móet de politiek keuzes maken op het gebied van ruimte en wonen, economie en ublieke voorzieningen, met samenhangende afwegingen voor de lange termijn.”

Welke rol speelt de SER hierin?

“Een heel belangrijke, omdat onze Raad – in tegenstelling tot het kabinet of het parlement – minder aan een zittingstermijn gebonden is en dus ver vooruit kan kijken. Bovendien zijn onze adviezen breedgedragen. Door werkgevers, werknemers en kroonleden, maar ook door jongeren, gemeenten, wetenschappers en maatschappelijke organisaties. Net zo goed in de zorgsector. Beleidsmakers weten kortom: als we SER-adviezen overnemen, gaan de betrokken partijen er 100 procent voor.”

Afgelopen voorjaar werd Putters aangesteld als informateur. Op 14 maart bracht hij zijn eindverslag uit. Daarin adviseerde hij een programkabinet met een akkoord op hoofdlijnen tussen de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB. Hij stond hiermee mede aan de basis van het kabinet Schoof, dat op 2 juli werd beëdigd.

“Er moet me iets van het hart”, zei Putters tijdens de persconferentie over zijn eindverslag. “Mensen verwachten terecht dat er snel een kabinet komt dat maatschappelijke vraagstukken effectief gaat aanpakken. Een kabinet dat het als opdracht ziet om continu te werken aan het vertrouwen tussen mensen en hun overheid, en dat vanaf de start oog heeft voor de uitvoering van beleid (…). Een kabinet dat betekenisvol contact zoekt met de mensen voor wie de plannen bedoeld zijn, waardoor burgers zich gehoord en betrokken weten. In mijn ogen zou dat het vertrekpunt moeten zijn van iedere vruchtbare
politieke samenwerking.”

Als u zelf in het kabinet had plaatsgenomen, had u actief kunnen meebouwen aan het herstel van dat vertrouwen.

“Een ieder heeft zijn rol. Als SER-voorzitter kan ik partijen bij elkaar brengen, en de politiek kritisch bevragen en adviseren. Die taak past me goed.”

Waar moet VWS-minister Agema concreet mee aan de slag?

“Zoals gezegd met het aanjagen van de transitie van zorg naar preventie. Vandaar dat ik graag had gezien dat er een minister van gezondheid was benoemd. Iemand met een eigen budget, die overstijgend verantwoordelijk is voor de systemische aanpak van de transitie. En die andere bewindspersonen, met name die voor bestaanszekerheid, onderwijs en wonen, kan aanspreken op hun verantwoordelijkheid hierin. Nu ligt de taak een beetje bij iedereen in het kabinet. Het gevaar daarvan is dat niemand de handschoen oppakt, of dat de samenhang in het beleid ontbreekt.

Verder heeft de minister van VWS de schone taak om de organisatie en financiering van de zorg te versimpelen. We hebben te lang beleid op beleid gestapeld en het systeem zo veel te ingewikkeld gemaakt. Een van de grondleggers van de Nederlandse bestuurskunde, Roel in ’t Veld, sprak jaren geleden al van de Wet van de beleidsaccumulatie. Oftewel: naarmate een beleidssysteem langer functioneert en complexer wordt, neemt de effectiviteit af. Ik hoop dus dat minister Agema, in dialoog met het veld, ook regels en wetten durft te schrappen.”

Wat is hierin de rol van de zorgsector zelf?

“Binnen en buiten de SER voel ik – bij stakeholders en professionals in de zorg – een groot urgentiebesef. De bereidheid om stappen te maken is er. Maar ik zie ook dat partijen tegen beleidsmatige en financiële grenzen aanlopen. Er is moed nodig om de boel toch in beweging te brengen. Het mag in ieder geval nooit zo zijn dat vooruitgang stokt als gevolg van inconsistent beleid.”

Waar ziet u kansen?

“De zelfsturing in de zorg kan altijd beter. Bijvoorbeeld als het gaat om regionale samenwerking. Tussen zorgverleners, maar ook domeinoverstijgend. Onlangs was ik op bezoek in de regio Eindhoven, waar de uitbreiding van ASML mogelijk tot 70.000 nieuwe banen leidt. Al die mensen moeten wonen en reizen, en onderwijs en gezondheidszorg krijgen. Dat lukt alleen met een regionaal maatwerkplan waarin alle betrokken sectoren samen optrekken.

Ook zorginstellingen hebben veel te winnen bij zo’n domeinoverstijgende aanpak. Als er voldoende kwalitatieve en betaalbare woningen in een regio zijn, zal zorgpersoneel minder snel wegtrekken. We moeten dus vaker over de grenzen van de eigen sector heen kijken en de krachten financieel en organisatorisch bundelen. In de politiek en in het veld.”

In zijn afscheidsrede als directeur van het SCP stelde Putters dat de intentie van beleid goedbedoeld is, maar dat het in de uitvoering vaak vastloopt omdat beleidsmakers een verkeerd beeld hebben van wat burgers willen of kunnen. “Veel beleid doet een beroep op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid”, aldus Putters in zijn rede. “Dat werkt prima voor mensen die zichzelf redden of een lichte hulpvraag hebben, maar niet voor een eenzame oudere met meerdere ziektes, of een jongere in de jeugdzorg die opgroeit in armoede.” De SER-voorzitter pleit daarom voor meer maatschappelijke dialoog: echt luisteren, beleidsoplossingen toetsen, kijken of ze werken en bijsturen waar nodig.

U bent een groot pleitbezorger van burgerparticipatie. Hoe kan de zorg daar beter vorm aan geven?

“Om de juiste beleidsafwegingen te maken, moet je in verbinding staan met de samenleving. Die verbinding wordt versterkt door alle belanghebbenden samen om tafel te zetten. Vanuit de SER hebben we hier afgelopen jaren veel energie in gestoken. Zo hebben we een participatiewijzer ontwikkeld met daarin allerlei vormen van inspraak, van een dialoogtafel tot een focusgroep en van een enquête tot een burgerberaad.

Het bijbehorende afwegingskader helpt ons per adviestraject de juiste vorm te kiezen. Op die manier nemen we een grote verscheidenheid aan invalshoeken, kennis en ervaring mee. Dat vergroot het draagvlak, de relevantie en de kwaliteit van onze adviezen.

Ook in de zorg wordt veel in participatie geïnvesteerd. Maar ik denk dat op dit terrein nog een wereld te winnen is. Neem de discussie over inzet van mantelzorgers in de verpleeghuiszorg. Zo’n aanpak werkt alleen als je er een open dialoog over voert. Niet iets opleggen omwille van kostenbesparing, maar zoeken naar een vorm waar iedereen baat bij heeft. Want alleen als alle betrokkenen zich gezien en gehoord voelen, kan beleid een succes worden.”

Beeld Nout Steenkamp | Kim Putters

Curriculum vitae

Kim Putters (1973), geboren in Hardinxveld-Giessendam

1991-1996 – studie bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
1996-2001 – promotieonderzoek management ziekenhuiszorg, EUR
2002-2012 – gemeenteraadslid
2003-2008 – universitair (hoofd)docent, EUR
2003-2013 – lid en ondervoorzitter Eerste Kamer
2008-2013 – hoogleraar Management van Zorginstellingen, EUR
2011-2014 – raad van toezicht Rijnstate Ziekenhuis
2013-heden – raad van advies Nationale Jeugdraad
2013-2022 – directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
2013-2022 – hoogleraar Beleid en sturing van de zorg in de veranderende
verzorgingsstaat, EUR
2014-2022 – columnist Het Financiële Dagblad
2015-heden – maatschappelijke adviesraad NWO
2016-heden – vicevoorzitter Oranje Fonds
2017-2022 – kroonlid SER
2019-heden – bestuurslid Nationaal Comité 4 en 5 mei
2022-heden – voorzitter SER
2022-heden – universiteitshoogleraar Brede welvaart, Tilburg
University
2024 – informateur

Delen